ECLI:NL:HR:2014:3154

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 november 2014
Publicatiedatum
11 november 2014
Zaaknummer
13/06315
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking inzake onttrekking aan het verkeer en geldelijke tegemoetkoming

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank Den Haag. De zaak betreft een verzoek van de belanghebbende, geboren in 1978, die in cassatie is gegaan tegen de beslissing van de Rechtbank om een in beslag genomen auto onttrokken aan het verkeer te verklaren zonder een geldelijke tegemoetkoming toe te kennen. De belanghebbende had verzocht om een geldelijke tegemoetkoming in verband met de aankoop van de auto, die was getaxeerd op € 13.000,-, terwijl hij er zelf € 8.000,- voor had betaald. De raadsvrouwe van de belanghebbende had aangevoerd dat de Rechtbank had verzuimd te motiveren waarom geen tegemoetkoming werd toegekend, ondanks de financiële situatie van de belanghebbende, die een WAJONG-uitkering ontving.

De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank niet toereikend had gemotiveerd waarom zij de onttrekking aan het verkeer had uitgesproken zonder toepassing te geven aan artikel 33c, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel bepaalt dat de rechter een geldelijke tegemoetkoming moet toekennen wanneer dit nodig is om te voorkomen dat de verdachte of een ander onevenredig wordt getroffen. De Hoge Raad concludeerde dat het middel terecht was voorgesteld en vernietigde de bestreden beschikking. De zaak werd terugverwezen naar de Rechtbank Den Haag voor een nieuwe behandeling van de bestaande vordering.

Uitspraak

11 november 2014
Strafkamer
nr. 13/06315 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Den Haag van 10 september 2013, nummer RK 13/2542, gegeven op een vordering als bedoeld in art. 552f Sv, in de zaak van:
[belanghebbende], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de belanghebbende. Namens deze heeft mr. E.I. Robert, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot terug- of verwijzen als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1.
Het middel klaagt dat de Rechtbank heeft verzuimd te beslissen op een namens de belanghebbende gedaan verzoek om in geval van onttrekking aan het verkeer een geldelijke tegemoetkoming toe te kennen.
2.2.1.
Blijkens het proces-verbaal van de behandeling door de raadkamer heeft de raadsvrouwe van de belanghebbende aldaar - voor zover in cassatie van belang - de Rechtbank verzocht de vordering van de Officier van Justitie tot onttrekking aan het verkeer van de onder de belanghebbende in beslag genomen auto af te wijzen en heeft zij voorts het volgende aangevoerd:
"Subsidiair verzoek ik u een geldelijke tegemoetkoming aan cliënt toe te kennen in verband met de aankoop van de auto en het feit dat hij een WAJONG-uitkering heeft. De waarde van de auto is getaxeerd op € 13.000,- en mijn cliënt heeft er € 8.000,- voor betaald."
2.2.2.
De Rechtbank, die voormelde auto onttrokken aan het verkeer heeft verklaard, heeft geen geldelijke tegemoetkoming toegekend.
2.3.
Art. 33c, tweede lid, Sr, dat ingevolge art. 36b, tweede lid, Sr van overeenkomstige toepassing is bij de onttrekking aan het verkeer, luidt:
"De rechter kent (...) een geldelijke tegemoetkoming toe wanneer dit nodig is om te voorkomen dat de verdachte, of een ander aan wie de verbeurd verklaarde voorwerpen toebehoren, onevenredig zou worden getroffen."
2.4.
Gelet op hetgeen door de raadsvrouwe van de belanghebbende is aangevoerd als hiervoor onder 2.2.1 weergegeven, diende de Rechtbank te motiveren waarom zij de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen auto heeft uitgesproken zonder toepassing te geven aan art. 33c, tweede lid, Sr. In zoverre is de bestreden beschikking niet toereikend gemotiveerd.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, het eerste middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Den Haag, opdat de zaak op de bestaande vordering opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 november2014.