In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 november 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Hof van 7 november 2012, waarin een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997 aan belanghebbende was opgelegd. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, en belanghebbende heeft de zaak laten toelichten door zijn advocaten, mr. R.W.J. Kerckhoffs, mr. A.M.E. Nuyens en mr. A.J.C. Perdaems.
De Hoge Raad heeft de middelen van belanghebbende beoordeeld. Het eerste middel faalde voor zover het betrekking had op mr. G.J. van Muijen, maar slaagde voor zover het betrekking had op mr. drs. T.A. Gladpootjes. De Hoge Raad oordeelde dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven en dat verwijzing naar het Gerechtshof Amsterdam moest volgen voor een nieuw onderzoek in volle omvang. De Hoge Raad benadrukte dat de inspecteur alle relevante stukken die een rol hebben gespeeld in de besluitvorming aan de belanghebbende en de rechter moet overleggen. Indien een partij hierin verzuimt, kan de bestuursrechter daaruit de nodige gevolgtrekkingen maken.
De Hoge Raad heeft de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie. De kosten van rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 292,20, en de Staat moet het griffierecht van € 115 aan belanghebbende vergoeden. Dit arrest is openbaar uitgesproken en is een belangrijke uitspraak in het bestuursrecht en belastingrecht.