ECLI:NL:HR:2014:3226

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 november 2014
Publicatiedatum
13 november 2014
Zaaknummer
12/05855
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.A.C.A. Overgaauw
  • R.J. Koopman
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
  • L.F. van Kalmthout
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen hersteluitspraak en eerdere uitspraak inzake vennootschapsbelasting en boetebeschikkingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 november 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V. tegen de uitspraken van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het beroep in cassatie tegen de hersteluitspraak van het Hof werd niet-ontvankelijk verklaard, terwijl het beroep tegen de uitspraak van 7 november 2012 gegrond werd verklaard. De zaak betreft de vennootschapsbelasting en de daarbij opgelegde boetebeschikkingen voor de jaren 2000 en 2001. De belanghebbende had eerder beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof en had ook een aantal middelen voorgesteld. Het Hof had op 21 december 2012 een hersteluitspraak gedaan ter verbetering van zijn eerdere uitspraak. De Staatssecretaris van Financiën had een verweerschrift ingediend, en de belanghebbende werd bijgestaan door advocaten uit Breda.

De Hoge Raad oordeelde dat het middel dat betrekking had op mr. G.J. van Muijen faalde, terwijl het middel dat betrekking had op mr. drs. T.A. Gladpootjes slaagde. Gezien deze overwegingen kon de uitspraak van het Hof niet in stand blijven, en werd er een verwijzing naar het Gerechtshof Amsterdam bevolen voor een nieuw onderzoek in volle omvang. De Hoge Raad merkte op dat de inspecteur alle relevante stukken aan de belanghebbende en de rechter moet overleggen, en dat bij verzuim de bestuursrechter daaruit de nodige gevolgtrekkingen kan maken.

Wat betreft de hersteluitspraak, oordeelde de Hoge Raad dat deze enkel ten voordele van de belanghebbende was gewijzigd, waardoor het beroep in cassatie tegen deze uitspraak niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De Hoge Raad veroordeelde de Staatssecretaris in de proceskosten en gelastte dat de Staat het griffierecht aan de belanghebbende vergoedt. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de vice-president en andere raadsheren.

Uitspraak

14 november 2014
Nr. 12/05855
Arrest
gewezen op de beroepen in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraken van het
Gerechtshof te 's-Hertogenboschvan 7 november 2012, nr. 08/00232, en van 21 december 2012, nr. 08/00232, op het hoger beroep van de Inspecteur alsmede het incidentele hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Breda (nr. AWB 06/610) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2000 en 2001 opgelegde aanslagen in de vennootschapsbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikkingen en beschikkingen inzake heffingsrente.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak van 7 november 2012 beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
Het Hof heeft op 21 december 2012 ter verbetering van zijn voormelde uitspraak een zogenoemde hersteluitspraak gedaan. Belanghebbende heeft ook tegen die hersteluitspraak beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. R.W.J. Kerckhoffs, mr. A.M.E. Nuyens en mr. A.J.C. Perdaems, advocaten te Breda.

2.Beoordeling van de middelen tegen de uitspraak van 7 november 2012

2.1.
Middel 1 faalt voor zover het betrekking heeft op mr. G.J. van Muijen en slaagt voor zover het betrekking heeft op mr. drs. T.A. Gladpootjes, een en ander op de gronden die zijn vermeld in het heden in de zaak met nummer 12/05832 uitgesproken arrest van de Hoge Raad, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.
2.2.
Gelet op het hiervoor in 2.1 overwogene kan ‘s Hofs uitspraak niet in stand blijven. De middelen behoeven voor het overige geen behandeling. Verwijzing moet volgen voor een nieuw onderzoek in volle omvang.
Opmerking verdient nog dat ingevolge artikel 8:42, lid 1, Awb de inspecteur alle stukken die hem ter beschikking staan en een rol hebben gespeeld bij zijn besluitvorming aan de belanghebbende en aan de rechter dient over te leggen. Indien een partij verzuimt te voldoen aan de verplichting om stukken over te leggen is het op grond van artikel 8:31 Awb aan de bestuursrechter om daaruit de gevolgtrekkingen te maken die hem geraden voorkomen. Dit voorschrift staat toe dat de rechter onder omstandigheden de gevolgtrekking maakt dat voorbijgegaan moet worden aan dit verzuim.

3.Het beroep tegen de hersteluitspraak

Nu het Hof bij de hersteluitspraak zijn uitspraak van 7 november 2012 heeft gewijzigd louter ten voordele van belanghebbende kan het beroep in cassatie tegen de hersteluitspraak niet tot een voor haar gunstiger resultaat leiden.
Het beroep moet daarom, wegens het ontbreken van belang, niet-ontvankelijk worden verklaard.

4.Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie tegen de hersteluitspraak niet-ontvankelijk;
verklaart het beroep in cassatie tegen de uitspraak van 7 november 2012 gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 466, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1948 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, de vice-president R.J. Koopman en de raadsheren P. Lourens, C.B. Bavinck, en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2014.