Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats], Zwitserland,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
4.Beslissing
14 februari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak, die op 14 februari 2014 door de Hoge Raad is behandeld, gaat het om de verdeling van een vakantiewoning die door één van de ongehuwde partners is gefinancierd. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. V. Kortenbach, heeft cassatie ingesteld tegen een eerder arrest van het gerechtshof te ’s-Gravenhage. De verweerder, woonachtig in Zwitserland en vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M. van Asperen, heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de rechtbank Middelburg en een arrest van het hof, en stelt vast dat de klachten van de eiseres niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en veroordeelt de eiseres in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 1.886,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.