ECLI:NL:HR:2014:3293

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 november 2014
Publicatiedatum
18 november 2014
Zaaknummer
12/05934
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafmotivering en cassatie in strafzaak tegen verdachte

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar voor medeplegen van poging tot moord, diefstal door twee of meer personen en medeplegen van mishandeling. De verdachte had eerder hoger beroep ingesteld tegen een veroordeling van de Rechtbank Breda, die hem eveneens tot vijf jaar gevangenisstraf had veroordeeld. Het Hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld. Het cassatieberoep dat de verdachte tegen deze veroordeling had ingesteld, werd door de Hoge Raad niet-ontvankelijk verklaard, waardoor het arrest van het Hof onherroepelijk werd.

De Hoge Raad beoordeelt in deze uitspraak de strafmotivering van het Hof. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte een veroordeling heeft meegenomen die ten tijde van het bestreden arrest niet onherroepelijk was. De Hoge Raad oordeelt echter dat het belang van het middel is komen te ontvallen, omdat de eerdere veroordeling inmiddels onherroepelijk is geworden. De Hoge Raad concludeert dat de strafmotivering van het Hof voldoende is onderbouwd en dat het beroep in cassatie moet worden verworpen.

De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 18 november 2014, waarbij de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

18 november 2014
Strafkamer
nr. S 12/05934
CB/EC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 30 november 2012, nummer 20/000533-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.S. Nan, advocaat te Dordrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt over de strafmotivering.
2.2.
De verdachte is ter zake van "opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod" en "diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking" veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht weken. De strafoplegging is onder meer als volgt gemotiveerd:
"Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de omstandigheid dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 18 oktober 2012, eerder door een strafrechter is veroordeeld (...)"
2.3.
Het door het Hof genoemde uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 oktober 2012 vermeldt een veroordeling tot een gevangenisstraf van vijf jaren door de Rechtbank Breda bij vonnis van 21 juli 2011, welke veroordeling ten tijde van het bestreden arrest niet onherroepelijk was. Aan het middel - dat hierover terecht klaagt - is evenwel het belang komen te ontvallen. Dat berust op het volgende. Voormelde straf is door de Rechtbank opgelegd ter zake van 1. "medeplegen van poging tot moord" alsmede 2. "diefstal door twee of meer personen" en "medeplegen van mishandeling". Tegen deze veroordeling is door de verdachte hoger beroep ingesteld. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft hem - met vernietiging van genoemd vonnis - bij arrest van 7 mei 2013 ter zake van voormelde feiten wederom veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren. Het door de verdachte tegen deze veroordeling ingestelde cassatieberoep is bij arrest van de Hoge Raad van 18 februari 2014, nr. 13/02464, niet-ontvankelijk verklaard. Daardoor is het arrest van het Hof onherroepelijk geworden. Het middel kan daarom niet tot cassatie leiden.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 november 2014.