Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 5 maart 2013, nrs. 12/00024 en 12/00025, betreffende navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 1999 en 2000. De belanghebbende, die een praktijk voor psychotherapie dreef, had tegen de aanslagen bezwaar gemaakt, maar de Inspecteur handhaafde deze. De Rechtbank te Leeuwarden verklaarde het beroep van de belanghebbende voor het jaar 1999 ongegrond en voor het jaar 2000 gegrond, waarbij de uitspraak van de Inspecteur werd vernietigd en de navorderingsaanslag werd verminderd. De belanghebbende ging in hoger beroep bij het Gerechtshof, dat de uitspraak van de Rechtbank bevestigde.
De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld en verschillende klachten ingediend. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in, waarop de belanghebbende een conclusie van repliek indiende. De Hoge Raad beoordeelde de klachten en oordeelde dat het Hof niet alle relevante stukken had ontvangen, wat leidde tot de conclusie dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling.
De Hoge Raad oordeelde ook over de proceskosten en veroordeelde de Staatssecretaris van Financiën tot vergoeding van de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van de belanghebbende. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 14 februari 2014 en is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.