ECLI:NL:HR:2014:332

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 februari 2014
Publicatiedatum
14 februari 2014
Zaaknummer
13/04632
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens nieuwe feiten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoekers [verzoeker 1] en [verzoekster 2] tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de tussentijdse beëindiging van een schuldsaneringsregeling op basis van nieuwe feiten en omstandigheden die na toelating aan het licht zijn gekomen. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder op 24 juni 2013 een vonnis gewezen in de insolventiezaken van verzoekers, waarna het hof op 19 september 2013 in hoger beroep uitspraak deed. De verzoekers stelden dat de nieuwe feiten niet aan hun toelating tot de schuldsaneringsregeling in de weg zouden hebben gestaan, maar de Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden. De Advocaat-Generaal L. Timmerman had in zijn conclusie tot verwerping van het cassatieberoep geadviseerd. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van verzoekers, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven.

Uitspraak

14 februari 2014
Eerste Kamer
nr. 13/04632
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [verzoeker 1],
2. [verzoekster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. M.A.R. Schuckink Kool.
Verzoekers zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak met de insolventienummers C/02/12/445 R en C/02/12/446 R van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 24 juni 2013;
b. het arrest in de zaak HV 200.129.863/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 19 september 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [verzoeker] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
14 februari 2014.