Het Hof, dat de verdachte niet-ontvankelijk heeft verklaard in het hoger beroep, heeft daartoe het volgende overwogen:
"Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het de verdachte niet te verwijten valt dat het appèl tardief is ingesteld. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte, gelet op brieven die zij in haar hoedanigheid van slachtoffer in de strafzaak waarin haar broer verdachte was - welke strafzaak samenhing met de onderhavige strafzaak waarin zij zelf als verdachte was gedagvaard - ervan uit is gegaan dat zij slachtoffer was in de onderhavige strafzaak in plaats van verdachte. Vanuit deze misvatting heeft de verdachte naar Slachtofferhulp gebeld en gevraagd of het noodzakelijk was om ter terechtzitting te verschijnen. Zij kreeg te horen dat dit niet noodzakelijk was en is om die reden niet verschenen bij de behandeling van haar zaak in eerste aanleg. Toen verdachte hoorde dat ze - bij verstek - was veroordeeld, is direct namens haar hoger beroep ingesteld.
Het hof verwerpt het betoog van de verdediging en overweegt als volgt.
De dagvaarding is op 20 augustus 2012 in persoon aan de verdachte betekend. In de dagvaarding staat duidelijk vermeld dat zij wordt verdacht van een strafbaar feit en om die reden wordt opgeroepen voor de rechter te verschijnen op 5 november 2012 te 13:45 uur.
De verdachte heeft bijna 2 maanden later twee brieven d.d. 11 oktober 2012 van de officier van justitie ontvangen. In één daarvan wordt haar medegedeeld dat haar broer is gedagvaard en op 5 november 2012 te 13:30 uur voor de rechter moet verschijnen, en dat zij - als zij dat wil - bij de betreffende zitting aanwezig mag zijn. In de andere wordt zij gewezen op haar rechten als aangeefster in de strafzaak van haar broer. In die brief staat ook dat zij, als zij wil, bij de behandeling ter zitting aanwezig mag zijn.
Het hof is van oordeel dat, gelet op
- de inhoud van de dagvaarding enerzijds en de genoemde brieven anderzijds,
- de tijd gelegen tussen het in persoon betekenen van de dagvaarding en het versturen van de beide brieven, en
- het gegeven dat er verschillende tijdstippen staan vermeld voor aanvang van de beide zittingen,
het voor de verdachte voldoende duidelijk moet zijn geweest dat zij èn als verdachte was gedagvaard èn als slachtoffer mocht verschijnen bij de behandeling van de strafzaak van haar broer. Daar komt bij dat zij als verdachte is gehoord door de politie in de onderhavige zaak. Dat zij op het moment dat de dagvaarding aan haar in persoon werd betekend in de war was, zoals zij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard, doet aan het voorgaande niet af en levert ook geen verschoonbare overschrijding van de termijn voor het instellen van hoger beroep op. Zij had immers in een later stadium de dagvaarding opnieuw kunnen lezen en desgewenst advies kunnen inwinnen.
De verdachte had derhalve binnen veertien dagen na het op 5 november 2012 gewezen vonnis in hoger beroep moeten komen. De verdachte heeft echter eerst op 7 januari 2013 hoger beroep ingesteld, zodat zij daarin niet-ontvankelijk dient te worden verklaard."