ECLI:NL:HR:2014:3534

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 december 2014
Publicatiedatum
5 december 2014
Zaaknummer
14/03972
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende belang

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 december 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [eiser] tegen het vonnis van de kantonrechter te Den Haag van 22 april 2014. Het geding in feitelijke instantie is door de Hoge Raad samengevat, waarbij verwezen wordt naar het vonnis van de kantonrechter. [Eiser] heeft beroep in cassatie ingesteld tegen dit vonnis, maar de tegenpartij, N.V. NUON SALES NEDERLAND, is niet verschenen. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep op grond van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De advocaat van [eiser] heeft hierop gereageerd, maar de Hoge Raad oordeelt dat de klachten van [eiser] geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is gebaseerd op het feit dat [eiser] klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en heeft [eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van Nuon op nihil zijn begroot. De uitspraak is openbaar gedaan door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

5 december 2014
Eerste Kamer
14/03972
LH/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.A.R. Schuckink Kool,
t e g e n
N.V. NUON SALES NEDERLAND,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Nuon.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar het vonnis in de zaak 2741940/14-3224 van de kantonrechter te Den Haag van 22 april 2014.
Het vonnis van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het vonnis van de kantonrechter heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Nuon is verstek verleend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] in zijn cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 5 november 2014 op dit standpunt gereageerd.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 7 en 9).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Nuon begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
5 december 2014.