Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Amsterdam,
1.Het geding in feitelijke instantie
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid
4.Beslissing
5 december 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 december 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [eiser] tegen het vonnis van de kantonrechter te Den Haag van 22 april 2014. Het geding in feitelijke instantie is door de Hoge Raad samengevat, waarbij verwezen wordt naar het vonnis van de kantonrechter. [Eiser] heeft beroep in cassatie ingesteld tegen dit vonnis, maar de tegenpartij, N.V. NUON SALES NEDERLAND, is niet verschenen. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep op grond van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De advocaat van [eiser] heeft hierop gereageerd, maar de Hoge Raad oordeelt dat de klachten van [eiser] geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is gebaseerd op het feit dat [eiser] klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en heeft [eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van Nuon op nihil zijn begroot. De uitspraak is openbaar gedaan door raadsheer G. de Groot.