Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende overwogen:
"Ter gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van verdachte, met verwijzing naar hetgeen door de rechter in eerste aanleg hieromtrent is overwogen, aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte - gelijk de eerste rechter heeft gedaan - dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt te dien aanzien als volgt.
Naar aanleiding van CIE-informatie, inhoudende dat op een bedrijf in Waspik, aan de [a-straat 1] (het hof begrijpt het perceel van medeverdachte [medeverdachte]) een vrachtwagen stond met daarop twee zeecontainers, waarin zich voorheen chemicaliën en materialen om chemicaliën te bewerken bevonden, heeft er op 30 januari 2004 een doorzoeking door de politie plaatsgevonden, waarbij een vrachtwagen met daarop vastgelast twee blauwe containers is aangetroffen.
Bij onderzoek aan de containers bleek dat er zich in die containers grote hoeveelheden MDMA bevonden, alsmede een grote hoeveelheid pillen (bevattende MDMA), andere stoffen, apparatuur en een laboratoriumopstelling voor de productie van synthetische drugs.
Ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij het opzettelijk aanwezig hebben van de hoeveelheden MDMA en pillen (bevattende MDMA), acht het hof de navolgende feiten en omstandigheden - welke uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep zijn komen vast te staan - van belang.
Uit de inhoud van het dossier is gebleken dat de inbeslaggenomen vrachtwagen, voorzien van het kenteken [AA-00-BB], op naam van [aanvrager] (het hof begrijpt: verdachte) was gesteld, hetgeen door verdachte is bevestigd in zijn verklaring bij de politie d.d. 4 februari 2004, waarin hij stelt dat hij zijn vrachtwagen op het terrein van medeverdachte [medeverdachte] op het perceel [a-straat 1] te Waspik aan [medeverdachte] ter beschikking heeft gesteld, teneinde twee containers buiten de loods van [medeverdachte] te brengen.
Ook is voor het hof komen vast te staan dat de twee blauwe containers aan [medeverdachte] toebehoorden, hetgeen [medeverdachte] in zijn verklaring bij de politie d.d. 4 februari 2004 heeft bevestigd.
Voorts is vast komen te staan dat de twee containers gedurende langere tijd in een loods van medeverdachte [medeverdachte] hebben gestaan. Deze loods bevond zich op het terrein van [medeverdachte]. Het terrein van [medeverdachte] is door hekken omgeven en [medeverdachte] is degene die over sleutels van het terrein en van de loods op het terrein beschikt.
Met betrekking tot de gebeurtenissen rondom de "natte HISWA" in september 2003 acht het hof het navolgende van belang.
Werknemers van medeverdachte [medeverdachte] hebben verklaard dat zij in september 2003, toen zij terugkwamen van de "natte HISWA" en 's avonds het terrein van [medeverdachte] betraden, twee mannen hebben gezien, waarvan één man een witte overall droeg. Een van de twee aangetroffen mannen heeft aan de werknemers verteld dat hij zojuist medeverdachte [medeverdachte] aan de telefoon had en dat deze hem niet had gezegd dat er die avond nog werknemers zouden komen. Daarnaast heeft één van de werknemers van [medeverdachte], getuige [getuige 1], de verdachte bij die gelegenheid in de loods gezien. Een andere werknemer van [medeverdachte], getuige [getuige 2], heeft bij die gelegenheid gezien dat een van die twee mannen in de loods bij de twee containers stond. Weer een andere werknemer, getuige [getuige 3], heeft bij die gelegenheid gehoord dat een containerdeur in de loods werd dichtgegooid.
Uit het voorgaande maakt het hof op dat verdachte met medeweten van medeverdachte [medeverdachte] die avond op het terrein aanwezig was én bemoeienis met de containers heeft gehad.
Voorts is ten aanzien van de inhoud van de containers komen vast te staan dat verdachte en medeverdachte
[medeverdachte] - blijkens de verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 12 mei 2006 - gezamenlijk een aantal jerrycans in een van de containers hebben geplaatst. Verdachte heeft hierover op 6 februari 2004 bij de politie verklaard dat hij bij die gelegenheid in de container heeft gekeken en dat hij heeft gezien dat er zich spullen, waaronder jerrycans, een betonmolen e.d. in de container bevonden. In zijn verklaring bij de politie d.d. 28 juli 2004 heeft verdachte gedetailleerder verklaard over de inhoud van de containers. Uit laatstgenoemde verklaring blijkt dat verdachte in beide containers is geweest én dat de inhoud van beide containers volgens hem globaal gezien overeenkomt met de spullen op de hem door de politie getoonde foto's.
Verdachte heeft tevens in zijn verklaring bij de politie d.d. 5 februari 2004 verklaard dat hij tezamen met medeverdachte [medeverdachte] betrokken is geweest bij het bevestigen van de twee blauwe containers op de vrachtwagen van verdachte. Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 12 mei 2005 heeft verdachte verklaard dat hij tezamen met medeverdachte [medeverdachte] de containers vanuit de loods van [medeverdachte] naar een plaats buiten het terrein van [medeverdachte] heeft verplaatst. De twee containers zijn door verdachte, met medeweten van [medeverdachte], vastgelast op de vrachtwagen. Dit wordt bevestigd door enkele getuigen, die verklaren dat de vrachtwagen met daarop de twee containers enige tijd in de loods heeft gestaan, alvorens hij in zijn geheel - en op enig moment aan elkaar vastgelast - buiten het terrein van medeverdachte [medeverdachte] is verplaatst.
Voorts heeft de politie bij de doorzoeking op 30 januari 2004 bij onderzoek naar de inhoud van de containers een volgelaatsmasker aangetroffen met daarop DNA-materiaal van verdachte.
Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden leidt het hof af dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk hoeveelheden MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende Lijst I, aanwezig heeft gehad.
Het hof verwerpt het verweer."