ECLI:NL:HR:2014:3555

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 december 2014
Publicatiedatum
11 december 2014
Zaaknummer
14/02832
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake inkomstenbelasting 2008

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 december 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 18 april 2014, nr. BK‑13/01336. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2008. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Gerechtshof beroep in cassatie ingesteld en daarbij verschillende klachten aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, waarna belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend.

De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de klachten ongegrond verklaart.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat het beroep in cassatie ongegrond wordt verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, samen met de raadsheren M. Fierstra en J. Wortel, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

12 december 2014
Nr. 14/02832
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 18 april 2014, nr. BK‑13/01336, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 13/1253) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2008 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M. Fierstra en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2014.