ECLI:NL:HR:2014:360

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 februari 2014
Publicatiedatum
18 februari 2014
Zaaknummer
12/02288
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof Arnhem inzake strafzaak

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, gedateerd 17 februari 2012, met nummer 21/002950-09. De verdachte, geboren in 1975, heeft zijn beroep in cassatie laten indienen door zijn advocaat, mr. B.P. de Boer, te Amsterdam. In de schriftelijke indiening is een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsman schriftelijk heeft gereageerd. De Hoge Raad heeft in een eerder arrest van 21 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:124, de raadsman de gelegenheid gegeven om zich schriftelijk uit te laten over een door de Advocaat-Generaal aan het dossier toegevoegd stuk, wat de raadsman ook heeft gedaan.

De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat een middel niet tot cassatie kan leiden indien het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep verworpen, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.

De uitspraak is gedaan op 18 februari 2014 door de Hoge Raad der Nederlanden, waarbij de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink. De waarnemend griffier E. Schnetz was ook aanwezig bij de uitspraak, die plaatsvond ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

18 februari 2014
Strafkamer
nr. S 12/02288
ES
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 17 februari 2012, nummer 21/002950-09, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975.

1.Geding in cassatie

1.1.
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
1.2.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 21 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:124, de raadsman in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk uit te laten over het door de Advocaat-Generaal aan het dossier toegevoegde stuk.
De raadsman heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 februari 2014.