ECLI:NL:HR:2014:3619

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 december 2014
Publicatiedatum
16 december 2014
Zaaknummer
13/02778
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en voorwaardelijk opzet met aanmerkelijke kans op overlijden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 december 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1951, was beschuldigd van poging tot doodslag op 11 februari 2010 in Alkmaar. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte door zijn handelen de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer had vergroot. De verdachte had het slachtoffer bij zijn knieën vastgepakt, opgetild en over een reling van 3,60 meter hoogte geworpen, waardoor het slachtoffer op een stenen ondergrond viel. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet onjuist had geoordeeld over de aanmerkelijke kans op overlijden, en dat het oordeel van het Hof voldoende gemotiveerd was. De Hoge Raad nam daarbij in overweging dat de bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van getuigen en proces-verbalen, de conclusie van het Hof ondersteunden. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarbij werd opgemerkt dat de middelen voor cassatie niet tot een andere uitkomst konden leiden. De uitspraak benadrukt het belang van de beoordeling van de aanmerkelijke kans in strafzaken en bevestigt de rechtsopvatting van het Hof.

Uitspraak

16 december 2014
Strafkamer
nr. S 13/02778
DAZ/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 29 mei 2013, nummer 23/005075-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] in het jaar 1951.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het tweede middel

2.1.
Het middel komt onder meer op tegen 's Hofs oordeel dat een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer] door verdachtes handelen zou komen te overlijden.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 11 februari 2010 in de gemeente Alkmaar ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet naar die [slachtoffer] is toegelopen en vervolgens die [slachtoffer] bij zijn knieën of knieholten of (onder)benen heeft gepakt en die [slachtoffer] vervolgens heeft opgetild en over een reling op de eerste verdieping van een bovenwoning heeft gegooid waardoor die [slachtoffer] over een reling op de eerste verdieping van een bovenwoning is gevallen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] meerdere meters naar beneden is gevallen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van aangifte van 12 februari 2010 met nummer PL10AL 2010016514-1, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina's 04 en volgende).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [slachtoffer]:
Op 11 februari 2010 liep ik naar mijn buurman (de verdachte [verdachte], naar het hof telkens begrijpt) van de [a-straat 1] te Alkmaar toe. Ik draaide mij om. Ik wilde via de trap naar beneden lopen. Mijn buurman woont namelijk op één (1) hoog. Mijn buurman liep achter mij aan. Ik wilde net naar beneden lopen. Ik voelde en zag dat mijn buurman mij bij mijn knieën vast pakte, optilde en mij over de reling heen wierp. Ik viel van de eerste verdieping, op een 4 tot 5 meter hoogte, gezien vanaf de grond, op mijn rechterzij op de grond.
2. Een proces-verbaal van 11 februari 2010 met nummer PL10AL 2010016514-7, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (doorgenummerde pagina's 40 en volgende).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de mededeling van voornoemde verbalisanten of een van hen:
Op 11 februari 2010 hebben wij, verbalisanten, aangebeld bij [a-straat 1] te Alkmaar en wij zagen dat er een Noord-Afrikaanse man van middelbare leeftijd opendeed. De man bleek later te zijn genaamd: [verdachte]. Wij, verbalisanten, hebben de man gevraagd wat er gebeurd was. Wij hoorden dat de man tegen ons vertelde dat hij een woordenwisseling met [slachtoffer] (met [slachtoffer], naar het hof telkens begrijpt) had gehad en dat er duw- en trekwerk ontstond, waarna [slachtoffer] over het hek heen viel en enkele meters naar beneden viel.
Wij, verbalisanten, zijn vervolgens samen met [verdachte] weer naar buiten gegaan en daar liet [verdachte] aan ons zien van waar [slachtoffer] naar beneden viel. Wij zagen dat dit één (1) meter van de voordeur van [verdachte] was. Wij zagen dat dit vier (4) meter boven de begane grond was.
3. Een proces-verbaal van verhoor van aangever van 13 februari 2010 met nummer PL10AL 2010016514-14, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 1].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 13 februari 2010 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [slachtoffer] (doorgenummerde pagina 08):
Ik voelde toen dat ik vastgepakt werd bij mijn benen.
Ik werd over het stalen hekje geworpen.
4. De verklaring afgelegd door de verdachte tegenover de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank te Alkmaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Die man ([slachtoffer], naar het hof telkens begrijpt) kwam (op 11 februari 2010 aan de [a-straat 1] te Alkmaar, naar het hof begrijpt) bij mij bij de deur. Er ontstond een worsteling tussen ons. De buurman is naar beneden gevallen.
5. Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring van 12 februari 2010, opgemaakt door Bruggerman (doorgenummerde pagina 12).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Medische informatie betreffende:
Achternaam: [slachtoffer]
Voornaam: [...]
A. Uitwendig waargenomen letsel:
elleboog rechts gebroken.
E. Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel e.d.)
Elleboog is reeds geopereerd. Verwachtte duur naar volledige functie = 8-12 weken.
6. Een proces-verbaal van verhoor van getuige, opgemaakt door mr. F.J. Lourens, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Alkmaar en M. Laamens, griffier.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 12 april 2010 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [slachtoffer]:
Hij (naar het hof begrijpt: de verdachte) heeft mij bij de knieholte gepakt en over de reling gegooid."
2.2.3.
Voorts houdt het bestreden arrest, voor zover ter beoordeling van het middel relevant, het volgende in:
"Bespreking van de ter terechtzitting gevoerde verweren
De raadsman heeft ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde vrijspraak bepleit. De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep daartoe het volgende aangevoerd:
(...)
e) (ten aanzien van het primair ten laste gelegde) de Hoge Raad verbindt zware eisen aan het begrip 'aanmerkelijke kans'. Dat begrip dient ingevuld te worden met de specifieke omstandigheden van het geval. De aangever is een geoefende marinier, hij beheerst vechtsport. Voor hem dient een soort van 'Garantenstellung' te gelden in die zin dat als iemand bepaalde kwaliteiten beheerst, hij het eigen letsel kan beperken.
Het hof overweegt als volgt.
(...)
ad e) Het verweer van de raadsman wordt verworpen. Het feit dat de aangever een geoefende marinier is, doet niet af aan het feit dat als iemand van 3.60 meter hoogte naar beneden valt, de aanmerkelijke kans bestaat dat iemand komt te overlijden.
(...)
Bewezenverklaring
(...)
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Het hof overweegt dat de verdachte door zijn buurman over een reling die zich op 3,6 meter boven de begane grond bevond naar beneden te gooien minst genomen de aanmerkelijke kans op de koop toe genomen heeft dat zijn buurman hierdoor het leven zou verliezen."
2.3.
Het Hof heeft geoordeeld dat de verdachte door diens handelen "minst genomen de aanmerkelijke kans op de koop toegenomen heeft" dat [slachtoffer] hierdoor het leven zou verliezen. Daarin ligt besloten dat het daarbij ging om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen inhouden dat [slachtoffer] door de verdachte bij zijn knieën is vastgepakt, is opgetild, vervolgens - kennelijk met zijn hoofd voorover - over een reling is geworpen die zich op 3,60 meter boven de begane grond bevond, en dat hij een meter van de voordeur, kennelijk op een stenen ondergrond, is terechtgekomen.
2.4.
De klacht faalt.

3.Beoordeling van de middelen voor het overige

De middelen kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 december 2014.