Ten aanzien van de bewezenverklaring heeft het Hof voorts het volgende overwogen:
"De verdachte ontkent zich aan dit feit schuldig te hebben gemaakt. Daarbij verklaart de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg van 23 februari 2011 dat hij nooit in Amsterdam-Noord is geweest en als enige gebruik maakt van zijn mobiele telefoon. In hoger beroep verklaart de verdachte dat hij normaal nooit zijn telefoon uitleent, maar die ene keer wel. [betrokkene 1] wilde zijn telefoon voor een uurtje lenen, maar kon vervolgens de telefoon niet teruggeven omdat hij was aangehouden voor winkeldiefstal en de telefoon daarbij in beslag is genomen (verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 1 november 2011). De verdachte verklaart voorts dat de telefoon van [betrokkene 1] stuk was en dat hij een telefoontje van zijn vriendin in Sofia verwachtte en dat hij om die reden zijn telefoon voor één keer heeft uitgeleend aan [betrokkene 1]. Hij heeft de telefoon toen pas na ongeveer vijf dagen teruggekregen (verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 6 november 2012). De verdachte heeft een rode telefoon van het merk Alcatel.
Ter terechtzitting in hoger beroep stelt de raadsvrouw dat de verdachte zijn telefoon rond 31 augustus 2010 heeft uitgeleend aan [betrokkene 1]. Bovendien blijkt uit een sms-bericht - bestemd voor [betrokkene 1], hetgeen de voornaam van [betrokkene 1] is - dat [betrokkene 1] op enig moment de telefoon van de verdachte gebruikt. Voorts stelt de raadsvrouw dat [betrokkene 1] op 31 augustus 2010 is aangehouden ter zake van oplichting welke gepleegd zou zijn bij de Dirk van den Broek aan de Meeuwenlaan rond 16.15 uur. Hij is door de politie naar het bureau de Waddenweg gebracht. Dit komt overeen met de route die de telefoon van de verdachte aanstraalt: om 16.02 uur op de Meeuwenlaan en via de Ravenweg om 16.54 uur op Loenermark. Op grond van deze gegevens is het waarschijnlijk dat [betrokkene 1] de telefoon van de verdachte bij zich had op het moment dat het feit werd gepleegd, aldus de raadsvrouw.
Het hof verwerpt de stelling van de raadsvrouw en overweegt het volgende.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 9 november 2010 (p. 146 e.v.) blijkt dat op 31 augustus 2010 de mobiele Alcatel telefoon van de verdachte (imeinummer: [0001]) met daarin zijn simkaart (06-[...]) is gebruikt. Op 16.02 uur peilde het toestel, alsmede de simkaart uit op de Meeuwenlaan 132 te Amsterdam-Noord, om 16.18 uur op de Ravenwerf en om 16.54 uur op de Loenermark. Deze Alcatel telefoon is op 9 september 2010 onder de verdachte in beslag genomen (p. 229).
Voorts blijkt uit de stukken dat [betrokkene 1] op 4 augustus 2010 en 4 september 2010 is aangehouden voor winkeldiefstal, maar dat bij deze aanhoudingen - anders dan door de verdachte is gesteld - geen Alcatel telefoon in beslag is genomen (proces-verbaal van bevindingen van 7 december 2011).
Voorts blijkt dat [betrokkene 1] op 31 augustus 2010 om 16.15 uur is aangehouden. Tijdens een worsteling tussen [betrokkene 1] en een medewerker van de Dirk van den Broek is de telefoon gevallen en heeft de medewerker de telefoon onder zich gehouden en later afgegeven aan de politie (bijlage 3, p. 14). De telefoon die in beslag is genomen betreft een Nokia (bijlage 3, p. 42). Uit het proces-verbaal van bevindingen van 7 december 2011 van verbalisant [verbalisant] blijkt dat geen ander toestel dan de Nokia in beslag genomen is geweest en dat er na teruggave van de Nokia aan [betrokkene 1] geen telefoontoestel van [betrokkene 1] bij de politie in bewaring is gebleven. Daarmee staat naar het oordeel van het hof vast dat [betrokkene 1] op 31 augustus 2010 niet in het bezit was van de rode Alcatel telefoon van de verdachte. De peilgegevens zoals die naar voren komen uit bovengenoemd proces-verbaal van bevindingen van 9 november 2011 hebben, anders dan de raadsvrouw heeft gesteld, geen betrekking op [betrokkene 1].
Op grond van het vorenstaande beschouwt het hof de verklaring van de verdachte dat hij nog nooit in Amsterdam-Noord is geweest en dat hij zijn telefoon ten tijde van het delict heeft uitgeleend als kennelijk leugenachtig en bedoeld om de waarheid te bemantelen dat hij op 31 augustus 2010 heeft geprobeerd een vrouw te overvallen, nu gebleken is dat [betrokkene 1] ten tijde van het delict zijn eigen telefoon (Nokia) en niet de telefoon van de verdachte bij zich had. Het hof is derhalve van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Bovenstaande vindt bovendien steun in de verklaring van de getuige [getuige], die telefonisch tegenover de politie heeft verklaard dat hij zich samen met de verdachte [verdachte] in de daklozenopvang Amok bevond toen de verdachte hem vertelde dat hij een poging tot overval in de Mauvenlaan, vlakbij de Dirk van den Broek in Amsterdam-Noord had gepleegd en dat hij een fout had gemaakt door te vroeg zijn pistool te trekken, waardoor de vrouw uit haar auto is weggerend. Het hof merkt op dat deze omschrijving past bij hetgeen aangeefster [aangeefster] heeft verklaard over de toedracht en dat "Mauvenlaan" en "Meeuwenlaan" fonetisch erg op elkaar lijken.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat de verklaring van [getuige], nu de verdediging niet in de gelegenheid is geweest hem te ondervragen, niet voor het bewijs mag worden gebruikt in verband met strijd met artikel 6 EVRM nu het bewijs niet in beslissende mate steunt op deze verklaring.
Het verweer wordt in al zijn onderdelen verworpen."