3.2.De bestreden beschikking houdt het volgende in:
"De feiten
(...) Het Openbaar Ministerie heeft een strafrechtelijk onderzoek opgestart in verband met verdenkingen van witwassen door de volgende (rechts)personen: [klaagster 1], [betrokkene 1], [betrokkene 2] en de Stiftung [A]. [klager 3] is advocaat van [klaagster 1] geweest en is nog steeds de advocaat van [betrokkene 1]. [klager 3] was tot 1 januari 2011 verbonden aan het kantoor van [klaagster 2] en daarna aan het kantoor van [klaagster 4]. [klaagster 1] is na 1 januari 2011 klant gebleven bij [klaagster 2]
In het kader van dat strafrechtelijk onderzoek hebben medewerkers van het Openbaar Ministerie en de FIOD zich begeven naar het kantoor van [klaagster 2] en er heeft aldaar een doorzoeking plaatsgevonden. Deze doorzoeking heeft tevens plaatsgevonden in de kantoorkamers van aan [klaagster 2] verbonden advocaten en fiscalisten. Onder klaagster zijn (voor zover hier van belang) in beslag genomen digitale klanten- en e-mailbestanden (volgnummers: 1 en 2 op de beslaglijst) van de volgende personen:
- [advocaat 2], advocaat;
- [advocaat 1], fiscalist;
- [advocaat 3], advocaat;
- [advocaat 4], advocaat;
- [advocaat 5], advocaat;
- [advocaat 6], advocaat.
Deze digitale bestanden zijn gekopieerd op een externe schijf en liggen verzegeld ten kantore van [klaagster 2], dan wel (volgens de officier van justitie) bij de rechter-commissaris.
(...)
Inhoudelijke overwegingen en rechtmatigheid van het beslag
a. algemene overwegingen
In een procedure als deze toetst de raadkamer de rechtmatigheid van het beslag en slechts marginaal het belang van een rechtens juiste en zorgvuldige strafvordering. De raadkamer overweegt voorts dat in het kader van deze raadkamerprocedure op basis van een klacht ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek, gelet op de aard van de procedure, niet anders dan summier kan zijn.
Op grond van artikel 96c, eerste lid, Sv, voor zover hier van belang, is de officier van justitie bevoegd ter inbeslagname elke plaats, met uitzondering van een kantoor van een persoon met bevoegdheid tot verschoning als bedoeld in artikel 218, te doorzoeken. Op grond van artikel 97, eerste lid, Sv, voor zover hier van belang, kan de officier van justitie een dergelijk kantoor doorzoeken bij dringende noodzakelijkheid en indien het optreden van de rechter-commissaris niet kan worden afgewacht. Het tweede lid van dat artikel bepaalt dat voor een doorzoeking als bedoeld in het eerste lid de officier van justitie een machtiging van de rechter-commissaris behoeft.
Naar het oordeel van de raadkamer dient ‘kantoor’ in de zin van genoemde artikelen te worden verstaan het (fysieke en digitale) domein en archief van de verschoningsgerechtigde. Dit domein strekt zich uit tot haar werkkamer - en dus uitdrukkelijk niet tot het kantoorpand als geheel - maar strekt zich ook uit tot elders aangetroffen delen van het archief, zoals ladekasten, brievenbussen thuis, digitale bestanden, meegevoerde tassen en dossiers.
b. Ten aanzien van de inbeslagname bij de advocaten
Volgens vaste jurisprudentie zijn advocaten uit hoofde van hun ambt tot geheimhouding verplicht, zodat hen op grond van artikel 218 Sv, het recht tot verschoning toekomt.
De raadkamer overweegt vervolgens als volgt.
Voorop gesteld wordt dat indien het Openbaar Ministerie voornemens is een doorzoeking te doen in een kantoorpand waar naar alle waarschijnlijkheid verschoningsgerechtigden werken, het Openbaar Ministerie een dergelijke doorzoeking met grote zorgvuldigheid dient voor te bereiden. Tot die te betrachten zorgvuldigheid rekent de raadkamer ook een goede voorbereiding op de vraag of en zo ja, voor welke doorzoekingen een machtiging van de rechter-commissaris nodig is.
Uit het proces-verbaal van doorzoeking blijkt dat nadat de officieren van justitie zich ter plaats hebben gemeld er eerst (gedurende ruim vier uur lang) diverse (juridisch-inhoudelijke) gesprekken zijn gevoerd. Op enig moment is een lijst overhandigd waarop te lezen was welke personen, verbonden aan [klaagster 2], aan de dossiers van de personen waarop het strafrechtelijk onderzoek ziet, hebben gewerkt. Daarbij stonden de functies van de betreffende (aan [klaagster 2] verbonden) personen vermeld.
(...)
d. Ten aanzien van de inbeslagname bij fiscalist [advocaat 1]
Naar het oordeel van de raadkamer komt [advocaat 1], zijnde een fiscalist, niet een zelfstandig verschoningsrecht toe.
De raadkamer overweegt voorts dat op eerder genoemde, ter plaatse overhandigde lijst de naam van [advocaat 1] en zijn functie als fiscalist stonden vermeld. Tevens werd tijdens het gesprek voorafgaande aan de doorzoeking duidelijk dat door [klaagster 2] onderscheid is gemaakt in het dossier, waarin ten behoeve en in opdracht van [klaagster 1] en [betrokkene 1] is gewerkt. Tot januari 2011 werd gewerkt onder matter-nummer [002] onder verantwoordelijkheid van [klager 3], zijnde advocaat. Na het vertrek van [klager 3] uit het kantoor [klaagster 2] werd gewerkt onder matter-nummer [001], doch alleen ten behoeve en in opdracht van [klaagster 1].
De raadkamer ziet reden onderscheid te maken tussen deze twee matter-nummers.
d.1- Ten aanzien van matter-nummer [001]
Na het vertrek van [klager 3] - met medeneming van [betrokkene 1] als cliënt - heeft [klaagster 2] er voor gekozen om voor de werkzaamheden ten behoeve en in opdracht van [klaagster 1] een dossier met een nieuw matter-nummer aan te maken. Dit dossier is niet gevoerd onder (eind)verantwoordelijkheid van een andere advocaat maar - gelet op de uren die door de verschillende medewerkers van [klaagster 2] is gewerkt in dit matter-nummer - onder (eind)verantwoordelijkheid van fiscalisten. Zo heeft fiscalist [klaagster 6] veruit de meeste uren geschreven: 94,75 (waarvan er 90,75 zijn gedeclareerd). Daarnaast hebben de fiscalisten [klager 5] en [klaagster 7] 25 uren (waarvan er 24 zijn gedeclareerd) respectievelijk 15,5 uren (welke allemaal zijn gedeclareerd). De uren die advocaten in dit matter-nummer hebben gewerkt zijn zeer gering in verhouding tot de door voornoemde fiscalisten gewerkte uren.
Nu onvoldoende is gebleken dat aan matter-nummer [001] onder de (eind)verantwoordelijkheid van een verschoningsgerechtigde is gewerkt, kan niet langer gezegd worden dat het matter-nummer informatie bevat waarvan de wetenschap een verschoningsgerechtigde als zodanig is toevertrouwd, zodat klaagster dienaangaande geen beroep op het afgeleid verschoningsrecht toekomt. Het feit dat zich mogelijk - de raadkamer kan dat niet beoordelen - in dit matter-nummer stukken bevinden uit een advocatuurlijk dossier (zijnde matter-nummer [002]), doet hieraan niet af. Immers, door het voegen van mogelijke geheimhouderstukken in een andere matter onder de verantwoordelijkheid van een niet-verschoningsgerechtigde is het verschoningsrecht prijsgegeven.
Gelet op het vorenstaande is de raadkamer van oordeel dat de doorzoeking bij [advocaat 1] en de inbeslagname van stukken vallend onder matter-nummer [001] wel rechtmatig waren. Het klaagschrift zal dan ook, voor zover betrekking op de inbeslagname onder [advocaat 1] en op dit matternummer, ongegrond worden verklaard.
(...)"