ECLI:NL:HR:2014:412

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 februari 2014
Publicatiedatum
21 februari 2014
Zaaknummer
13/05667
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen beschikking inzake toepassing van het kamerprogramma in psychiatrische zorg

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 februari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een verzoeker, aangeduid als betrokkene, die in cassatie ging tegen de beslissing van de rechtbank over de toepassing van het kamerprogramma in het psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank had eerder op 16 augustus 2013 een beschikking gegeven, waarnaar de Hoge Raad verwees voor het verloop van het geding in feitelijke instantie. De advocaat van betrokkene, mr. G.E.M. Later, heeft het cassatierekest ingediend, maar de behandelende partij, het psychiatrisch ziekenhuis van GGZ Eindhoven, is niet verschenen in de cassatieprocedure.

De conclusie van de Advocaat-Generaal, F.F. Langemeijer, was om het beroep in cassatie te verwerpen. De advocaat van betrokkene heeft hierop gereageerd met een brief op 20 januari 2014. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO), er geen nadere motivering nodig was, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant in stand bleef. Deze uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion, en is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

21 februari 2014
Eerste Kamer
nr. 13/05667
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
(DE BEHANDELAAR IN) HET PSYCHIATRISCH ZIEKENHUIS VAN GGZ EINDHOVEN EN IDRIS (AMRANT-GROEP)
gevestigd te Eindhoven,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de behandelaar.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/01/264810/FA RK 13-3326 van de rechtbank Oost-Brabant van 16 augustus 2013.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
In cassatie is geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van betrokkene heeft bij brief van 20 januari 2014 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
21 februari 2014.