Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 28 februari 2012 houdt onder meer in:
"De strafzaak tegen verdachte zal gelijktijdig, doch niet gevoegd, worden behandeld met de eveneens ter terechtzitting van heden aangebrachte strafzaak onder parketnummer 20-001947-09 tegen [medeverdachte].
(...)
De voorzitter deelt het volgende mede.
Aan verdachte zullen tijdens het voorhouden van het strafdossier vragen worden gesteld. Voordat het hof hiertoe overgaat zal verdachte ook als getuige in de zaak van de medeverdachte worden beëdigd. Hetgeen hij als verdachte verklaart in zijn strafzaak wordt hij geacht ook als getuige in de strafzaak van medeverdachte [medeverdachte] te hebben verklaard. Verdachte kan zich beroepen op zijn zwijgrecht. Als getuige kan hij zich beroepen op zijn verschoningsrecht.
De raadsman deelt het volgende mede.
Ik heb mijn cliënt geadviseerd zich te beroepen op zijn verschoningsrecht.
De positie van mijn cliënt als getuige en als verdachte mogen niet door elkaar lopen. Mijn cliënt loopt anders mogelijk een meineedrisico.
(...)
Op vragen van de voorzitter verklaart verdachte als volgt.
Als getuige in de zaak van de medeverdachte heb ik mij zojuist beroepen op het mij toekomende verschoningsrecht. De voorzitter heeft mij voorgehouden dat ik hier ben in de hoedanigheid van verdachte en gelijktijdig in de hoedanigheid van getuige en dat vragen over de ten laste gelegde feiten aan mij niet afzonderlijk als verdachte respectievelijk getuige zullen worden gesteld. Ik beroep mij daarom als verdachte ook op mijn zwijgrecht.
De raadsman deelt het volgende mede.
Ik maak bezwaar tegen het tegelijkertijd bevragen van mijn cliënt als verdachte en als getuige. Dit is een onaanvaardbare wijze van het stellen van vragen. Mijn cliënt mag hieraan niet worden blootgesteld.
(...)
De raadsman voert het woord tot verdediging en pleit overeenkomstig de inhoud van de door hem aan het hof overgelegde pleitnota, die aan dit proces-verbaal is gehecht en waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. In aanvulling daarop pleit de raadsman voorafgaande aan de pleitnota als volgt.
Ik heb bezwaren tegen de wijze van bevraging van mijn cliënt heden op de terechtzitting te weten het tegelijkertijd horen van mijn cliënt in zijn hoedanigheid van getuige en in zijn hoedanigheid van verdachte. Op grond van het bepaalde in artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering dient een verhorende rechter zich te onthouden van handelingen die ertoe strekken dat een verklaring wordt verkregen waarvan niet kan worden gezegd dat zij in vrijheid is afgelegd. Dat is hier het geval. Aan dit aan mijn cliënt toekomende recht is door middel van deze wijze van bevraging te kort gedaan. Hij heeft ervoor moeten kiezen om gebruik te maken van zijn zwijgrecht als verdachte. Hij is hierdoor benadeeld. Hierop moet een passende beslissing door het hof worden genomen."