Het Hof heeft een gevoerd verweer als volgt samengevat en verworpen:
"Vrijheid van meningsuiting
Namens de verdachte is een beroep gedaan op het recht op vrijheid van meningsuiting, als bedoeld in artikel 10, lid 1, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
De verdediging is van mening dat de onderhavige raptekst een kunstuiting is. Opgrond van artikel 10 EVRM moet een kunstenaar de ruimte krijgen om te confronteren en shockeren. Voor zover daaraan op grond van artikel 10, lid 2, van het EVRM beperkingen mogen worden gesteld, dient daarbij zijn situatie alsmede de middelen die hij gebruikt in ogenschouw te worden genomen. De raadsman heeft te dien aanzien in het bijzonder nog aangevoerd dat de verdachte een Nederlandse moslim is, die - tegenover de harde en in zijn ogen, tegenover Moslims in Nederland en de Islam in het algemeen, zeer krenkende uitlatingen van de aangever - voor het uiten van zijn mening geen andere vorm dan de rap beschikbaar heeft en overigens geen andere weg zag hoe de aangever met zijn mening te bereiken nu deze ieder debat uit de weg gaat. De verdachte heeft in ieder geval in het kader van zijn kunstuiting, zijnde de rap, geprobeerd om het maatschappelijk debat aan te wakkeren aangaande de voornoemde uitlatingen van de aangever en hij moet daarbij de ruimte worden gelaten te overdrijven en zelfs te provoceren. Voorts is in dit verband door de raadsman nog aangevoerd dat een politicus, zeker een Tweede Kamerlid, een dikkere huid dient te hebben en meer kritiek dient te aanvaarden dan een andere burger.
Het hof stelt voorop dat de vrijheid van (menings)uiting zoals neergelegd in artikel 10 EVRM, van fundamenteel belang is voor het functioneren van een democratische samenleving. Daartegenover staat dat ook degene die gebruik maakt van zijn vrijheid van meningsuiting eigen plichten en verantwoordelijkheden heeft, afhankelijk van zijn situatie en de middelen die hij gebruikt.
Uit artikel 10 EVRM kan worden afgeleid dat aan werken van kunst, voor zover zij aan de ontwikkeling van een democratische samenleving bijdragen, niet zonder dringende noodzaak door de rechter beperkingen mogen worden opgelegd.
Het Nederlandse recht verbindt met betrekking tot de strafbaarheid van een tenlastegelegd feit geen bijzondere rechtsgevolgen aan de enkele aanwezigheid van artistieke omstandigheden. In beginsel levert artisticiteit van de maker van een kunstwerk - zonder meer - derhalve geen grond voor straffeloosheid op.
Ook het Europese Hof voor de Rechten van de Mens acht een strafrechtelijke veroordeling van kunstenaars in beginsel niet strijdig met artikel 10 EVRM wegens de enkele omstandigheid dat het strafbare feit in of door middel van een kunstwerk is gepleegd.
Het hof is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de verdachte met zijn uitlatingen mogelijk een redelijk belang nastreefde - het aanwakkeren van het maatschappelijk debat aangaande de uitlatingen van de aangever - aan de tenlastegelegde passages, ook indien deze worden gelezen en beschouwd in samenhang met de overige inhoud van de door de verdachte geschreven rap niet de bedreigende strekking noch het bedreigende en strafbare karakter ontneemt, wat er verder ook zij van het antwoord op de vraag of de (gehele tekst van de) rap van de verdachte als een uiting van (harde) rapcultuur dan wel als kunstwerk moet gelden. Daaruit vloeit de conclusie voort dat de verdachte met de tekst van zijn rap de grenzen van de vrijheid van meningsuiting zoals aangeduid in artikel 10 EVRM naar het oordeel van het hof heeft overschreden. Dat de verdachte een Nederlandse moslim is, die naar stelling van de verdediging geen andere uitingsvorm dan de rap tot zijn beschikking heeft om, zo begrijpt het hof, zijn mening over en ongenoegen jegens de aangever te uiten, maakt dat oordeel niet anders.
In het licht van het voorgaande behoeft het standpunt van de verdediging dat een Tweede Kamerlid, - en, zo begrijpt het hof, de aangever - een dikkere huid dient te hebben en meer kritiek dient te aanvaarden dan andere burgers, geen bespreking meer. Het verweer wordt verworpen."