Uitspraak
1.Geding in cassatie
2 Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
11 maart 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 maart 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen, gepleegd op 14 februari 2011, en kreeg een gevangenisstraf van twee maanden opgelegd. De strafoplegging was gemotiveerd door de ernst van het feit en het strafrechtelijk verleden van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor vermogensdelicten. De Hoge Raad oordeelde echter dat de vaststelling van het Hof dat eerdere veroordelingen de verdachte niet hadden weerhouden van het plegen van het bewezenverklaarde feit, niet zonder meer begrijpelijk was. Dit was vooral omdat het Uittreksel Justitiële Documentatie onvoldoende steun bood voor deze conclusie. De Hoge Raad concludeerde dat de strafoplegging ontoereikend was gemotiveerd en vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van de straf.