ECLI:NL:HR:2014:581

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 maart 2014
Publicatiedatum
13 maart 2014
Zaaknummer
13/01641
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake Algemene ouderdomswet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 maart 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de Centrale Raad van Beroep. De belanghebbende had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 februari 2013, die betrekking had op een hoger beroep tegen een uitspraak van de Rechtbank te ’s-Hertogenbosch. De zaak betrof een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) in het kader van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De belanghebbende stelde dat de Centrale Raad in zijn uitspraak de AOW-regelgeving onjuist had toegepast en voerde verschillende middelen aan ter onderbouwing van zijn cassatieverzoek.

De Hoge Raad heeft de ingediende middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen, voor zover zij betrekking hadden op schending of verkeerde toepassing van de relevante bepalingen, niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad geen nadere motivering nodig achtte voor zijn beslissing.

Daarnaast heeft de Hoge Raad overwogen dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in stand bleef. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de vice-president M.W.C. Feteris, samen met de raadsheren C. Schaap en P.M.F. van Loon, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

14 maart 2014
Nr. 13/01641
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 15 februari 2013, nr. 10/4036 AOW, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te ’s-Hertogenbosch (nr. AWB 09/932) betreffende een besluit van de Sociale verzekeringsbank (hierna: de SVB) ingevolge de Algemene ouderdomswet (hierna: de AOW).

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De SVB heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

2.1.
Ingevolge artikel 53 van de AOW kan beroep in cassatie worden ingesteld tegen uitspraken van de Centrale Raad ter zake van schending of verkeerde toepassing van de artikelen 1, derde tot en met zevende lid, 2, 3, en 6 en de op die artikelen berustende bepalingen.
2.2.
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen - voor zover zij al zijn aangevoerd ter zake van schending of verkeerde toepassing van de hiervoor in 2.1 vermelde bepalingen - niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2014.