Uitspraak
de Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Leeuwardenvan 27 september 2011, nr. 10/00049, betreffende een aan
Stichting [X]te
[Z](hierna: belanghebbende) opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, waarin een naheffingsaanslag in de omzetbelasting aan de Staatssecretaris van Financiën werd opgelegd. De belanghebbende, een stichting die woonruimten bouwt en verhuurt, had in de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2006 een naheffingsaanslag ontvangen. Deze aanslag werd na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd, maar de Rechtbank te Leeuwarden verklaarde het beroep ongegrond. Het Hof vernietigde echter de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het beroep gegrond, waardoor de naheffingsaanslag werd verminderd.
De Staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen deze uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat de bedragen die door de hogescholen aan de stichting werden betaald, een vergoeding vormden voor door de stichting verrichte prestaties. Het Hof had geoordeeld dat deze bedragen een subsidie of vergoeding van een derde waren, die rechtstreeks verband hielden met de verhuur van tijdelijke woonruimte aan studenten. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte geen onderscheid had gemaakt tussen de verschillende vergoedingen die door de hogescholen waren betaald en dat de bedragen niet als subsidies konden worden aangemerkt.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven, omdat het Hof niet voldoende had gemotiveerd dat de studenten voordeel hadden behaald uit de door de hogescholen betaalde bedragen. De Hoge Raad concludeerde dat er geen direct verband was aangetoond tussen de bijdragen van de hogescholen en de huurprijzen die de studenten betaalden, waardoor de zaak opnieuw moest worden beoordeeld.