Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
18 maart 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, waarbij de verdachte is veroordeeld voor zware mishandeling. De Hoge Raad heeft op 18 maart 2014 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 12/02229. De verdachte, geboren in 1979, heeft op 25 maart 2010 in Hengelo (O) het slachtoffer, met wie hij een relatie had, een harde duw gegeven, waardoor zij ten val kwam en haar elleboog brak. De verdachte heeft erkend dat hij de duw heeft gegeven, maar betwist dat hij opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De Hoge Raad oordeelt dat de enkele omstandigheid dat de verdachte het slachtoffer een harde duw heeft gegeven, onvoldoende is om te concluderen dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan.
De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat de bestreden beslissing moest worden vernietigd en de zaak moest worden terugverwezen. De Hoge Raad volgt deze conclusie en verwerpt het beroep voor het overige. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.