ECLI:NL:HR:2014:657

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 maart 2014
Publicatiedatum
19 maart 2014
Zaaknummer
12/02229
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en voorwaardelijk opzet in cassatie

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, waarbij de verdachte is veroordeeld voor zware mishandeling. De Hoge Raad heeft op 18 maart 2014 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 12/02229. De verdachte, geboren in 1979, heeft op 25 maart 2010 in Hengelo (O) het slachtoffer, met wie hij een relatie had, een harde duw gegeven, waardoor zij ten val kwam en haar elleboog brak. De verdachte heeft erkend dat hij de duw heeft gegeven, maar betwist dat hij opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.

De Hoge Raad oordeelt dat de enkele omstandigheid dat de verdachte het slachtoffer een harde duw heeft gegeven, onvoldoende is om te concluderen dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan.

De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat de bestreden beslissing moest worden vernietigd en de zaak moest worden terugverwezen. De Hoge Raad volgt deze conclusie en verwerpt het beroep voor het overige. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

18 maart 2014
Strafkamer
nr. 12/02229
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 17 april 2012, nummer 21/001768-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P. Scholte, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal N. Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beslissing en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt onder meer dat de bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde feit wat betreft het bewezenverklaarde opzet niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is overeenkomstig de tenlastelegging onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 25 maart 2010 in de gemeente Hengelo (O), aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken elleboog), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met kracht tegen de grond te duwen."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Almelo van 28 april 2011, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Sinds maart 2009 hadden [slachtoffer] en ik een relatie. Wij hadden vaak ruzie. Op 25 maart 2010 heb ik haar, in haar woning in Hengelo (O), een duw gegeven, waardoor ze is gevallen. Ze heeft daarbij haar elleboog gebroken. Ik ben samen met haar naar het ziekenhuis gegaan.
2. Het als bijlage (pag. 23 e.v.) bij het stamproces-verbaal van 27 december 2010, gevoegde, in de wettelijke vorm door [verbalisant], hoofdagent van de Regiopolitie Twente, Team Hof van Twente, opgemaakte proces-verbaal van aangifte van 14 juni 2010, voor zover inhoudende als op die datum afgelegde verklaring van [slachtoffer], zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van mishandeling tegen mijn ex-vriend [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats]. Op 25 maart 2010 ging het alweer mis tussen ons. Wij hadden ruzie. Hij sloeg en duwde mij. Op een gegeven moment gaf [verdachte] mij een harde duw. Hierdoor kwam ik ten val. Ik viel bovenop mijn linker elleboog. Ik hoorde knak en voelde meteen een hevige pijn in mijn elleboog. Ik ben samen met [verdachte] naar het ziekenhuis gegaan. Daar bleek dat mijn linker elleboog was gebroken. Ik ben hier aan geopereerd, lk kan nog steeds mijn arm niet helemaal recht krijgen door deze breuk.
3. Een als bijlage (pag. 32) bij het stamproces-verbaal van 27 december 2010, gevoegde, medische verklaring van W.A. ten Cate, chirurg, van 20 juli 2010, voor zover inhoudende:
Op 15 juli 2010 zag ik [slachtoffer] op mijn poli.
Anamnese: In verband met een olecranonfractuur links heb ik op 2 april 2010 een Zuggürtung osteosynthese verricht. Patiënte krijgt last van het ostheosynthesemateriaal. In overleg met haar heb ik besloten dit in dagbehandeling te gaan verwijderen. De procedure als ook de mogelijke complicaties zijn besproken."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster, [slachtoffer], op 25 maart 2010 een duw heeft gegeven en dat zij toen op de grond viel. Verdachte is met [slachtoffer] naar het ziekenhuis gegaan. Daar bleek dat zij haar elleboog had gebroken. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij een harde duw kreeg, waardoor zij ten val kwam.
Uit de zich in het dossier bevindende medische verklaring van W.A. ten Cate, chirurg, blijkt dat een Zuggürtung osteosynthese (volgens het Zakwoordenboek der Geneeskunde: een operatieve repositie en fixatie van beenderen bij fracturen met behulp van metalen plaatjes, draden, schroeven, stiften, botpennen of-repen, en dergelijke) is verricht. Het hof is van oordeel dat er sprake van het opzettelijk geven van een harde duw. Gelet op wat in de medische verklaring is gesteld, is er sprake van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer]."
2.3.
Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier zwaar lichamelijk letsel - is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten.
2.4.
De enkele door het Hof in aanmerking genomen omstandigheid dat de verdachte het slachtoffer een harde duw heeft gegeven ten gevolge waarvan zij ten val kwam, vormt onvoldoende grond voor het oordeel dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou bekomen.
2.5.
Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak doch uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 maart 2014.