ECLI:NL:HR:2014:662

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 maart 2014
Publicatiedatum
19 maart 2014
Zaaknummer
12/04533
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de bewijsvoering en de geldigheid van een dealerverblijfsverbod in Amsterdam

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was op 9 augustus 2011 aangehouden omdat hij zich in een gebied bevond waar hij niet mocht komen, namelijk het dealeroverlastgebied 1.1 in Amsterdam. De burgemeester had hem eerder een dealerverblijfsverbod opgelegd, dat hem verbood zich gedurende drie maanden in dit gebied op te houden. De verdachte stelde dat hij niet wist dat hij zich in het verboden gebied bevond, omdat er onduidelijkheid bestond over de grenzen van het gebied. Het Hof had de verdachte veroordeeld, maar de Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet zonder meer begrijpelijk was. De gebruikte bewijsmiddelen gaven niet voldoende duidelijkheid over welk deel van de Oudebrugsteeg de verdachte was ingelopen. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling.

De Hoge Raad oordeelde dat de onduidelijkheid over de geldigheid van het verbod met betrekking tot het Damrak niet afdeed aan de strafbaarheid van de verdachte, die zich immers in het voor hem verboden gebied had begeven. De verdachte had erkend dat hij op het Damrak en in de Oudebrugsteeg was geweest, maar het Hof had onvoldoende rekening gehouden met de onduidelijkheid over de exacte grenzen van het dealeroverlastgebied. De Hoge Raad concludeerde dat de bewezenverklaring niet naar behoren met redenen was omkleed, wat leidde tot de vernietiging van de bestreden uitspraak.

Uitspraak

18 maart 2014
Strafkamer
nr. 12/04533
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 20 augustus 2012, nummer 23/004546-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Ruijs, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat in het licht van hetgeen door en namens de verdachte is aangevoerd, de bewezenverklaring niet naar behoren met redenen is omkleed.
2.2.1.
Het Hof heeft, het vonnis van de Politierechter in zoverre bevestigend, ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij:
"op 9 augustus 2011 te 3.40 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens wettelijke voorschrift, door de burgemeester van Amsterdam, zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het dealeroverlastgebied (DOG) 1.1 te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen twee jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte wegens een gelijk misdrijf onherroepelijk was geworden."
2.2.2.
Het Hof heeft het vonnis van de Politierechter ook wat betreft de bewijsvoering bevestigd. In dat vonnis zijn de volgende bewijsmiddelen gebezigd:
"2. Een proces-verbaal van aanhouding met nummer 2011202642-2 van 9 augustus 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pag. 1 t/m 2).
De proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [verbalisant 1], zakelijk weergegeven:
Op 9 augustus 2011 te 03.40 uur, surveilleerde ik, in uniform gekleed en met autosurveillance belast, op de openbare weg Damrak ter hoogte van perceel 83.
Daar zag ik, verbalisant, dat een persoon, de mij ambtshalve bekende [verdachte], niet voldeed aan een bevel krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een daartoe bevoegde ambtenaar. Daar zag ik namelijk een persoon waarvan ik wist dat deze persoon verboden was zich in het dealeroverlastgebied te bevinden. Immers voor de aanvang van mijn dienst was ik op de hoogte gesteld, middels de briefing, welke personen in het bezit waren van een gebiedsverbod. Ik zag dat [verdachte] bij het zien van mij, verbalisant, snel de Oudebrugsteeg inliep. Kennelijk had [verdachte] mij, verbalisant, gezien en wilde hij het gebied verlaten. Het gebied waarvoor zijn verbod geldig was. [verdachte] is even later, op dinsdag 9 augustus 2011 te 03.50 uur aangehouden op de openbare weg van de Spuistraat te Amsterdam. Genoemde weg of weggedeelte, waar de persoon zich bevond, ligt in het dealeroverlastgebied zoals door de burgemeester aangegeven in het aanwijzingsbesluit van 24 september 2009.
3. Een proces-verbaal van verhoor van verdachte met nummer 2011202642-4 van 9 augustus 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde pag. 5 t/m 6).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [verdachte], zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik al eerder in aanraking ben gekomen met de politie. Dit was voor het verkopen van dope. Ik ben aangehouden omdat ik hier niet mocht lopen. Het klopt dat ik bij het verbod ook de bijlage met het aangegeven gebied heb gekregen en heb gezien. Ik heb het dealeroverlastgebied DOG een paar maanden geleden gekregen.
4. Een geschrift, zijnde een beschikking van 5 juli 2011, van de burgemeester van Amsterdam, met als bijlage het aangegeven gebied.
Het geschrift houdt onder meer in:
Als bevel van de Burgmeester van Amsterdam:
De Burgemeester van Amsterdam beveelt ter handhaving van de openbare orde, gelet op artikel 2.9.A van de Algemene Plaatselijke Verordening, dat [verdachte] zich uit het dealeroverlastgebied DOG 1.1. dient te verwijderen (in bijlage 1 wordt het bij dit besluit aangegeven gebied omschreven) en zich met ingang van 9 juli 2011, 00.01 uur gedurende drie maanden (tot en met 8 oktober 2011, 23.59 uur) niet in dit gebied op mag houden.
[verdachte] heeft op 14 mei 2011 artikel 2.7, tweede lid van de Algemene Plaatselijke Verordening overtreden. Ik, Burgemeester van Amsterdam, bepaal dat aan [verdachte] een dealerverblijfsverbod voor de duur van 3 maanden wordt opgelegd. Voorts heeft betrokkene de volgende antecedenten op het gebied van het verkopen of te koop aanbieden van drugs en/of daarop gelijkende waar:
Op 19 maart 2009 een 24-uursbevel wegens overtreding artikel 2.7 lid 2 van de Algemene Plaatselijke Verordening.
De verdachte verklaart, zakelijk weergegeven:
A Ik wist dat ik in een bepaald gebied niet mocht zijn."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er onduidelijkheid bestaat over het dealeroverlastgebied 1.1 in Amsterdam-Centrum. De raadsman verwijst naar het arrest van het hof van 14 maart 2012 (parketnummer: 23-001085-11), waarin het hof oordeelde dat niet zonder meer duidelijk is dat het Damrak in Amsterdam-Centrum mede is begrepen onder het dealeroverlastgebied 1.1. De verdachte wist derhalve niet dat hij toen niet aanwezig mocht zijn op het Damrak te Amsterdam-Centrum en dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bekend dat hij wist dat hem met ingang van 9 juli 2011 een dealerverblijfsverbod was opgelegd, hetgeen inhield dat hij zich gedurende 3 maanden niet in het dealeroverlastgebied 1.1 in Amsterdam-Centrum mocht ophouden.
Uit het proces-verbaal van 9 augustus 2011 van verbalisant [verbalisant 1] (doorgenummerde p. 1-2) blijkt dat deze verbalisant de verdachte die dag, eerst op het Damrak en daarna, binnen de grenzen van het verboden gebied, in de Oudebrugsteeg in Amsterdam heeft gezien. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zich, niet alleen op het Damrak, maar ook in de Oudebrugsteeg in Amsterdam heeft bevonden op 9 augustus 2011.
Het verboden gebied wordt, blijkens het zich in het dossier bevindende (achter doorgenummerde p. 10, kenmerk 2011/3755), aan de verdachte opgelegde dealerverblijfsverbod van de Burgemeester van Amsterdam, onder het dealeroverlastgebied 1.1 in Amsterdam-Centrum, aan de westzijde begrensd door het Damrak. De Oudebrugsteeg valt binnen het gebied.
Onduidelijkheid omtrent de geldigheid van het verbod met betrekking tot het Damrak kan naar het oordeel van het hof niet af doen aan de strafbaarheid van de verdachte, die zich immers toen vanaf het Damrak in het voor hem verboden gebied heeft begeven.
Het hof verwerpt, gelet op deze feiten en omstandigheden, het verweer."
2.3.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 20 augustus 2012 heeft de verdachte verklaard:
"Ik weet dat mij per 9 juli 2011 een dealerverblijfsverbod is opgelegd. Ik mocht 3 maanden niet in het dealersoverlastgebied 1.1 komen.
U houdt mij uit het dossier, achter bladzijde 10, de kaart/plattegrond voor uit de bijlage van het aan mij opgelegde dealerverblijfsverbod. Ik wist inderdaad dat ik toen in gebied 1.1 niet mocht komen. Ik hoorde dat ik op het Damrak wel mocht komen. De rechters wisten het ook niet precies zeker. Het klopt dat ik toen, in de nacht van 8 op 9 augustus 2011, het was al 9 augustus 2011, op het Damrak liep en de Oudebrugsteeg te Amsterdam ben ingelopen. Dat is een zijstraat van het Damrak. De Oudebrugsteeg te Amsterdam viel volgens mij niet in het gebied waar ik niet mocht komen. Ik zag de nachtbus voorbij rijden. Ik was uitgegaan en ik moest naar het Centraal Station. Ze hebben mij eerst laten lopen en pas bij de Spuistraat aangehouden. Daar mag ik wel gewoon komen. De agent zei ook tegen mij dat ik in de Oudebrugsteeg wel mocht komen."
2.4.
Hetgeen door en namens de verdachte ten verwere is aangevoerd houdt in dat het deel van de Oudebrugsteeg dat de verdachte gaande vanaf het Damrak in de richting van de Spuistraat is ingelopen niet in het gebied lag waar de verdachte niet mocht komen. In aanmerking genomen dat de Oudebrugsteeg, gelet op de begrenzingen van het dealeroverlastgebied 1.1 zoals dat blijkt uit de zich bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindende plattegrond van het verboden gebied (weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 8), deels binnen en deels buiten het verboden gebied valt en uit de door het Hof gebruikte bewijsmiddelen niet met voldoende duidelijkheid is op te maken welk deel van de Oudebrugsteeg de verdachte is ingelopen, is het oordeel van het Hof dat de verdachte zich "vanaf het Damrak in het voor hem verboden gebied heeft begeven" niet zonder meer begrijpelijk.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 maart 2014.