Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede en het derde middel
4.Slotsom
5.Beslissing
18 maart 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 maart 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van poging tot doodslag, waarbij hij op 10 juli 2008 met hoge snelheid op een slachtoffer inreed. De bewezenverklaring van het opzet op de dood van het slachtoffer was echter onvoldoende onderbouwd, omdat de bewijsvoering geen informatie bevatte over de wetenschap of het bewustzijn van de verdachte met betrekking tot de aanwezigheid van het slachtoffer ter plaatse. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring niet zonder meer kon worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof, maar de Hoge Raad oordeelde dat de bestreden uitspraak niet naar de eis der wet met redenen was omkleed. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van de zaak in het bestaande hoger beroep. De overige onderdelen van het beroep werden verworpen.