ECLI:NL:HR:2014:664

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 maart 2014
Publicatiedatum
19 maart 2014
Zaaknummer
12/05085
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van bewezenverklaring poging doodslag door Hoge Raad

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 maart 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van poging tot doodslag, waarbij hij op 10 juli 2008 met hoge snelheid op een slachtoffer inreed. De bewezenverklaring van het opzet op de dood van het slachtoffer was echter onvoldoende onderbouwd, omdat de bewijsvoering geen informatie bevatte over de wetenschap of het bewustzijn van de verdachte met betrekking tot de aanwezigheid van het slachtoffer ter plaatse. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring niet zonder meer kon worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof, maar de Hoge Raad oordeelde dat de bestreden uitspraak niet naar de eis der wet met redenen was omkleed. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van de zaak in het bestaande hoger beroep. De overige onderdelen van het beroep werden verworpen.

Uitspraak

18 maart 2014
Strafkamer
nr. 12/05085
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 22 maart 2012, nummer 24/002653-08, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, doch uitsluitend wat betreft feit 1 en de strafoplegging en met verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel behelst de klacht dat de bewezenverklaring onder 1 ten aanzien van het opzet onvoldoende met redenen is omkleed.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 10 juli 2008 te Uithuizen, gemeente Eemsmond, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [betrokkene] van het leven te beroven, met dat opzet met een auto met (hoge) snelheid en zonder snelheid te verminderen en zonder te remmen op [betrokkene] is afgereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 21 oktober 2011, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Als verklaring van verdachte:
Ik reed in de auto terwijl ik medicijnen had genomen en alcohol had gedronken. Ik heb niet geremd.
2. Een door verbalisant [verbalisant 1] in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 juli 2008 (pagina 41-42 van een in de wettelijke vorm opgemaakt dossier proces-verbaal met nummer PL01ML/08-005508), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Als verklaring van aangever [betrokkene]:
Op 10 juli 2008 zag ik in Uithuizen dat een grijze Citroën Berlingo in mijn richting reed. Hij kwam met hoge snelheid op mij af. Vlak voordat hij bij mij was ben ik achter mijn auto gesprongen. Indien ik niet was weggesprongen had de auto mij geraakt. De auto reed daarna met onverminderde snelheid rechtsaf, de Borgweg, in.
3. Een door verbalisant [verbalisant 2] in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 juli 2008 (pagina 45-47 van het onder 1 genoemde dossier), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Als verklaring van de getuige [getuige]:
Ik zag op 10 juli 2008 te Uithuizen dat een auto met hoge snelheid uit de Hoofdstraat kwam rijden. Het was een Citroën Berlingo. Ik zag dat de auto verder reed door de Leeuwstraat. Ik zag een vrouw gedeeltelijk op de rijbaan staan. Ik zag dat die mevrouw moest wegspringen om een aanrijding met de Citroën Berlingo te voorkomen. Ik schat de afstand tussen die mevrouw en de auto toen ze wegsprong op een halve tot een hele meter. Ik zag dat de Citroën Berlingo werd bestuurd door [verdachte]."
2.3.
De bestreden uitspraak is niet naar de eis der wet met redenen omkleed aangezien de bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat de verdachte door met hoge snelheid op [betrokkene] in te rijden ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk [betrokkene] van het leven te beroven, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen. De bewijsvoering houdt immers niets in omtrent enige wetenschap of bewustzijn bij de verdachte van de aanwezigheid van de aangeefster ter plekke.
2.4.
Het middel slaagt.

3.Beoordeling van het tweede en het derde middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dat behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 maart 2014.