Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
De raadsman verzoekt om een aanhouding van de behandeling van deze zaak.
3.Slotsom
4.Beslissing
18 februari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, waarbij de verdachte, die uit anderen hoofde gedetineerd was, verzocht om aanhouding van de behandeling van zijn strafzaak. De verdachte was niet in staat om zich adequaat te verdedigen omdat zijn raadsman, mr. M. Hoekzema, door verkeersproblemen niet op tijd aanwezig kon zijn. De raadsman verzocht het hof om de behandeling aan te houden, maar het hof wees dit verzoek af. De Hoge Raad oordeelt dat het hof onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het verzoek om aanhouding is afgewezen, vooral gezien de duidelijke aanwijzingen dat de verdachte niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. De Hoge Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie die stelt dat als er aanwijzingen zijn dat de verdachte niet vrijwillig afstand heeft gedaan van dit recht, het onderzoek ter terechtzitting geschorst moet worden. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.