Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
21 maart 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 maart 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [verzoeker] tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het hof had op 24 oktober 2013 een eerder vonnis van de rechtbank Limburg bevestigd, waarin het verzoek van [verzoeker] tot toelating tot de schuldsaneringsregeling was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op artikel 288 lid 2 onder d van de Faillissementswet (Fw), omdat de schuldsaneringsregeling minder dan tien jaar geleden van toepassing was geweest. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekte tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad volgde deze conclusie. Het arrest van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.