2.2.2.Deze bewezenverklaring steunt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, op de volgende bewijsvoering:
"Gelet op de bekennende verklaringen van verdachte volstaat het hof, conform artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen.
1.
De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 11 maart 2013 verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik beken het ten laste gelegde feit. Ik heb op 24 juni 2011 te Cuijk een personenauto bestuurd terwijl ik teveel alcohol had gedronken en ik geen rijbewijs had omdat dit ongeldig was verklaard.
(...)
4.
Een geschrift, opgenomen op de doorgenummerde dossierpagina's 17 en 18 van dossier met registratienummer PL21Z4 2011065754, betreffende de ongeldigverklaring van het rijbewijs van verdachte vanaf 3 september 2010."
2.2.3.Het Hof heeft het bewezenverklaarde feit gekwalificeerd als "Overtreding van artikel 8, vierde lid, juncto artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994" en de verdachte te dier zake veroordeeld tot een taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, alsmede hem de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen ontzegd voor de duur van zeven maanden.
2.3.1.Bij de beoordeling van het middel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang:
a. art. 8 (oud) WVW 1994 zoals dat, voor zover hier van belang, luidde ten tijde van het tenlastegelegde feit:
"2. Het is een ieder verboden een voertuig te besturen of als bestuurder te doen besturen na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat:
a. het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, dan wel
b. het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed.
3. In afwijking van het tweede lid is het de bestuurder van een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs is vereist, indien sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken, dan wel, indien het voor het eerst afgegeven rijbewijs een rijbewijs betreft dat de bevoegdheid geeft tot het besturen van bromfietsen en dit rijbewijs is afgegeven aan een persoon die op het ogenblik van die afgifte de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, nog geen zeven jaar zijn verstreken, en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden, verboden dat motorrijtuig te besturen of als bestuurder te doen besturen na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat:
a. het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, dan wel
b. het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 0,2 milligram per milliliter bloed.
4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op de bestuurder van een motorrijtuig die zonder rijbewijs een motorrijtuig bestuurt voor het besturen waarvan een rijbewijs vereist is."
b. art. 8, vierde lid, (oud) WVW 1994 zoals dat na 1 december 2011 is komen te luiden:
"In afwijking van het tweede lid is het derde lid van overeenkomstige toepassing op de bestuurder van een motorrijtuig:
a. die zonder dat aan hem een rijbewijs is afgegeven een motorrijtuig bestuurt voor het besturen waarvan een rijbewijs vereist is (...)"
c. art. 176, derde lid, (oud) WVW 1994 zoals dat luidde ten tijde van het tenlastegelegde feit:
"Overtreding van de artikelen (...) 8 (...), wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde categorie."
d. art. 179, eerste lid, WVW 1994:
"Bij veroordeling van de bestuurder van een motorrijtuig wegens overtreding van de artikelen (...) 8 (...), kan hem de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor ten hoogste vijf jaren worden ontzegd."
2.3.2.De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de op 1 december 2011 in werking getreden Wet van 4 juni 2010, Stb. 2010, 259, tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de aanpassing van de Vorderingsprocedure en de invoering van het alcoholslotprogamma, houdt ten aanzien van de hiervoren onder 2.3.1 sub b vermelde bepaling in:
"Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om te komen tot een verduidelijking van de formulering van het vierde lid. Het vierde lid is van toepassing op:
a. bestuurders die een motorrijtuig besturen zonder dat hun een rijbewijs is afgegeven, en
b. bestuurders aan wie deelname aan het alcoholslotprogramma is opgelegd.
Voor de onder a genoemde bestuurders geldt dat zij in feite gelijk te schakelen zijn met bestuurders met weinig ervaring. Het zou niet reëel zijn deze groep te laten vallen onder de algemene limiet van 0,5‰.
De verlaagde limiet is uitdrukkelijk niet van toepassing op bestuurders aan wie wel ooit een rijbewijs is afgegeven, maar niet voor de categorie motorrijtuig dat hij op dat moment bestuurt, of die een rijbewijs bezit waarvan de geldigheidsduur door het verstrijken van de tijd is verlopen. De limiet van 0,5‰ geldt ook voor bestuurders ten aanzien van wie het rijbewijs ongeldig is verklaard wegens ongeschiktheid."
(Kamerstukken II, 2008/09, 31 896, nr. 3, p. 46)