In deze zaak heeft de vennootschap naar Zwitsers recht, Lehman Brothers Finance S.A. (in liquidatie), een verzoek tot cassatie ingediend tegen de curatoren van de failliete vennootschap Lehman Brothers Securities N.V. in Curaçao. De Hoge Raad behandelt het cassatieberoep dat is ingesteld tegen een beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao, waarin de curatoren verzocht hebben om een verbod op de betaling van declaraties ten laste van de failliete boedel. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao van 3 juni 2013, die aan de huidige beschikking is gehecht.
De Hoge Raad overweegt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep, en de advocaat van Lehman Brothers Finance S.A. heeft hierop gereageerd.
Uiteindelijk besluit de Hoge Raad om het beroep in cassatie te verwerpen. De beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot op 28 maart 2014. Deze uitspraak heeft implicaties voor de wijze waarop faillissementszaken worden behandeld, vooral met betrekking tot de bevoegdheden van curatoren en de bescherming van de boedel.