ECLI:NL:HR:2014:744

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
27 maart 2014
Zaaknummer
13/03777
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid Nederlandse rechter in gezagsbeslissingen minderjarigen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende gezagsbeslissingen over minderjarigen. De zaak betreft een geschil tussen de moeder, wonende in Israël, en de vader, die in Nederland woont. De moeder heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, die op 2 mei 2013 is gegeven. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 21 september 2012 en 20 december 2012, die relevant zijn voor het verloop van het geding.

De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S. Kousedghi, heeft in cassatie de klachten aangevoerd, maar de Hoge Raad oordeelt dat deze klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De advocaat-generaal P. Vlas heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de advocaat van de moeder heeft hierop gereageerd. De Hoge Raad stelt vast dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist onder artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO).

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de moeder, waarmee de beschikking van het hof in stand blijft. Deze uitspraak benadrukt de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter in zaken die betrekking hebben op de gewone verblijfplaats van minderjarigen, zoals vastgelegd in artikel 8 lid 1 van de Brussel II-bis verordening.

Uitspraak

28 maart 2014
Eerste Kamer
nr. 13/03777
EV/NH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te Israël,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. S. Kousedghi,
t e g e n
1. [de vader],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.A.J.G. Janssen,
2. RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING ’S-HERTOGENBOSCH,
BELANGHEBBENDE in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de vader.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak 246521/FA RK 12-2169 van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 21 september 2012 en 20 december 2012;
b. de beschikking in de zaak 200.119.623/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 2 mei 2013.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vader heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de moeder heeft bij brief van 28 februari 2014 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
28 maart 2014.