ECLI:NL:HR:2014:776

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 april 2014
Publicatiedatum
1 april 2014
Zaaknummer
13/01762
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende hechtenis en taakstraf in het strafrecht

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, waarbij de verdachte, geboren in 1984, in eerste instantie was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken. Het Hof had op verzoek van het Openbaar Ministerie besloten om deze voorwaardelijke straf om te zetten in een taakstraf van dertig uren, met als alternatief vijftien dagen hechtenis. De Hoge Raad oordeelt dat de last tot tenuitvoerlegging van de taakstraf van dertig uren geen strijdigheid oplevert met de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht, maar dat de bevolen vervangende hechtenis van veertien dagen dat wel doet. De Hoge Raad stelt vast dat de wet niet toestaat dat een rechter een vrijheidsstraf oplegt die langer is dan de niet tenuitvoergelegde straf. Dit betekent dat de rechter niet de bevoegdheid heeft om een vervangende hechtenis op te leggen die de duur van de niet tenuitvoergelegde vrijheidsstraf overstijgt. De Hoge Raad vernietigt daarom de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de vervangende hechtenis, en bepaalt dat deze veertien dagen moet bedragen. Het beroep wordt voor het overige verworpen.

Uitspraak

1 april 2014
Strafkamer
nr. S 13/01762
DAZ/AGE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 18 maart 2013, nummer 22/001885-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G.J.P.M. Mooren, advocaat te Goirle, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste en het tweede middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het derde middel

3.1.
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte de vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van de aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee weken heeft toegewezen in die zin dat tenuitvoerlegging is gelast van een taakstraf van dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis.
3.2.
De bestreden uitspraak houdt het volgende in:
"Het hof:
(...)
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe, in die zin dat in plaats van de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 4 juli 2011 onder parketnummer 10-812872-10 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken, een taakstraf voor de duur van 30 (dertig) uren wordt gelast, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis."
3.3.
Voor de beoordeling van het middel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang:
- Art. 14g Sr, dat luidt:
"1. Indien enige gestelde voorwaarde niet wordt nageleefd kan de rechter, na ontvangst van een vordering van het openbaar ministerie en onverminderd het bepaalde in artikel 14f,
1 gelasten dat de niet tenuitvoergelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd;
2 al of niet onder instandhouding of wijziging van de voorwaarden gelasten dat een gedeelte van de niet tenuitvoergelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
2. In plaats van een last tot tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf te geven kan de rechter een taakstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, onder 3, gelasten. De artikelen 22b tot en met 22k zijn van overeenkomstige toepassing.
(...)
6. Bij toepassing van het eerste of tweede lid, beveelt de rechter dat de vrijheidsbeneming ondergaan uit hoofde van artikel 14fa geheel in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de straf. Indien hij dit bevel geeft terzake van een taakstraf, bepaalt hij in zijn uitspraak volgens welke maatstaf de aftrek zal geschieden."
- Art. 22d Sr, dat luidt:
"1. In het vonnis waarbij taakstraf wordt opgelegd, beveelt de rechter, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast.
2. De duur van de vervangende hechtenis wordt in gehele dagen, weken of maanden vastgesteld.
3. De vervangende hechtenis beloopt ten minste één dag en ten hoogste vier maanden. Voor elke twee uren van de taakstraf wordt niet meer dan één dag opgelegd.
4. Wanneer een gedeelte van de te verrichten taakstraf is voldaan, vermindert de duur van de vervangende hechtenis naar evenredigheid. Heeft deze vermindering tot gevolg dat voor een gedeelte van een dag vervangende hechtenis zou moeten worden ondergaan, dan vindt afronding naar boven plaats tot het naaste aantal gehele dagen."
3.4.
In aanmerking genomen dat het ingevolge art. 22d, derde lid, Sr niet mogelijk is om per twee uren taakstraf meer dan één dag vervangende hechtenis op te leggen, maar wel minder, levert de last tot tenuitvoerlegging van een taakstraf van dertig uren ter vervanging van de hechtenis van veertien dagen geen strijdigheid op met art. 22d, derde lid, Sr noch met art. 14g, eerste en tweede lid, Sr.
3.5.
Dit geldt evenwel niet voor de bevolen vervangende hechtenis. Ingevolge art. 14g, eerste lid, Sr kan de rechter gelasten dat de niet tenuitvoergelegde vrijheidsstraf alsnog geheel of gedeeltelijk zal worden tenuitvoergelegd. De wet voorziet niet in de mogelijkheid dat de rechter zal gelasten dat een vrijheidsstraf zal worden tenuitvoergelegd die van langere duur is dan de niet tenuitvoergelegde straf. Een redelijke wetsuitleg brengt mee dat het de rechter evenmin vrij staat om een vervangende hechtenis op te leggen die de duur van de niet tenuitvoergelegde vrijheidsstraf overstijgt.
3.6.
Uit het vorenoverwogene volgt dat het middel voor zover het klaagt over de vervangende hechtenis terecht is voorgesteld. De Hoge Raad zal zelf de duur van de vervangende hechtenis aldus verminderen dat deze veertien dagen beloopt.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de bij de aan de verdachte opgelegde taakstraf bevolen vervangende hechtenis;
beveelt dat de vervangende hechtenis veertien dagen beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
1 april 2014.