ECLI:NL:HR:2014:820

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 april 2014
Publicatiedatum
3 april 2014
Zaaknummer
13/05920
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het cassatieberoep inzake inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 april 2014 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep ingesteld door een belanghebbende uit Duitsland. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 24 oktober 2013, waarin aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2003 en 2004 aan de belanghebbende waren opgelegd. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die door de belanghebbende naar voren waren gebracht, geen behandeling in cassatie rechtvaardigden. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat de belanghebbende klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft daarom, in overeenstemming met artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na het horen van de Procureur-Generaal, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, en werd in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

4 april 2014
Nr. 13/05920
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z], Duitsland, domicilie gekozen hebbende te [Q], (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 24 oktober 2013, nr. 13/00570, betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2003 en 2004 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2014.