ECLI:NL:HR:2014:832

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 april 2014
Publicatiedatum
4 april 2014
Zaaknummer
13/06106
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verkorting looptijd schuldsaneringsregeling afgewezen door rechter-commissaris

In deze zaak hebben verzoekers [verzoeker 1] en [verzoeker 2] cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag, die op 29 november 2013 was gegeven in het kader van hun schuldsaneringsregeling. De rechter-commissaris had eerder op 10 oktober 2013 een verzoek tot verkorting van de looptijd van deze regeling afgewezen. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere beschikkingen en het verloop van het geding in feitelijke instanties. De verzoekers hebben hun beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank, waarbij zij de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman in overweging hebben genomen, die strekte tot verwerping van het cassatieverzoek.

De Hoge Raad heeft de aangevoerde klachten in de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Volgens artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) is er geen noodzaak voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep verworpen, wat betekent dat de eerdere beslissingen van de rechter-commissaris en de rechtbank in stand blijven.

Deze beschikking is op 4 april 2014 gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, G. Snijders en M.V. Polak, en is in het openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

4 april 2014
Eerste Kamer
nr. 13/06106
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [verzoeker 1],
2. [verzoeker 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. W. Römelingh.
Verzoekers zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker 1] en [verzoeker 2].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking van de rechter-commissaris te Den Haag in de zaak met insolventienummers R 09/13/428 en R 09/13/429 van 10 oktober 2013;
b. de beschikking in de zaak met insolventienummers R 09/13/428 en R 09/13/429 van de rechtbank Den Haag van 29 november 2013.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de rechtbank hebben [verzoeker 1] en [verzoeker 2] beroep in cassatie ingesteld.
Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
4 april 2014.