ECLI:NL:HR:2014:873

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 april 2014
Publicatiedatum
9 april 2014
Zaaknummer
13/02610
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vertrouwensbeginsel en beëindiging van gewekt vertrouwen bij aanslag rioolrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 april 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een aanslag rioolrecht die was opgelegd aan de belanghebbende door de gemeente Roerdalen voor het jaar 2008. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar zowel de heffingsambtenaar als de Rechtbank te Roermond hadden de aanslag gehandhaafd. Het Hof 's-Hertogenbosch bevestigde deze uitspraak, waarop de belanghebbende in cassatie ging. De kern van het geschil was of de aanslag aan de belanghebbende mocht worden opgelegd, gezien het vertrouwensbeginsel. De Hoge Raad oordeelde dat de heffingsambtenaar bij de belanghebbende een in rechte te beschermen vertrouwen had gewekt dat er geen aanslag zou worden opgelegd voor de door hem gehuurde standplaats op de camping. Dit vertrouwen was gewekt door een informatiebrief die de belanghebbende had ontvangen in november 2009, waarin werd aangegeven dat de belastingheffing na de herindeling van de gemeenten was geharmoniseerd. De Hoge Raad oordeelde dat de aanslag voor het jaar 2008, die op 17 maart 2010 was opgelegd, niet kon worden gehandhaafd omdat het vertrouwen van de belanghebbende nog niet was beëindigd op het moment van de aanslag. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof, de uitspraak van de Rechtbank en de aanslag zelf. Tevens werd de gemeente Roerdalen veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.

Uitspraak

11 april 2014
nr. 13/02610
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 23 mei 2013, nr. 12/00313, betreffende een aan belanghebbende opgelegde aanslag rioolrecht van de gemeente Roerdalen.

1.Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag rioolrecht van de gemeente Roerdalen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de heffingsambtenaar is gehandhaafd.
De Rechtbank te Roermond (nr. AWB 10/827) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Beoordeling van het middel

3.1.
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1.
In 2008 gold in de gemeente Roerdalen de Verordening Rioolrecht 2008 (hierna: de Verordening), die – voor zover van belang – als volgt luidde:
"Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
1. De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.
2. Met betrekking tot de belasting, als bedoeld in het eerste lid, wordt als gebruiker aangemerkt:
a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;
b. ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Artikel 4. Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt het recht geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat, indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.”
3.1.2.
Aan belanghebbende is op 17 maart 2010 voor het jaar 2008 een aanslag rioolrecht van de gemeente Roerdalen opgelegd wegens het gebruik van een door hem gehuurde standplaats op een camping in die gemeente (hierna: de camping).
3.1.3.
Per 1 januari 2007 heeft herindeling plaatsgevonden van de voormalige gemeenten Ambt Montfort en Roerdalen (de laatste hierna: Oud-Roerdalen) tot de nieuwe gemeente Roerdalen. In Oud-Roerdalen werden de aanslagen in het rioolrecht niet opgelegd aan de houders van standplaatsen, maar aan de exploitant van de camping. De daarbij geldende verordeningen luidden voor wat betreft het belastbaar feit en de belastingplicht gelijk aan de hiervoor in onderdeel 3.1.1 weergegeven Verordening.
3.1.4.
Bij de op 30 november 2009 aan belanghebbende opgelegde aanslag rioolrecht voor het jaar 2007 was een brief van de wethouder van financiën van de gemeente Roerdalen gevoegd (hierna: de informatiebrief). De informatiebrief luidde – voor zover van belang – als volgt:
“Ik kan mij voorstellen dat u verbaasd bent dat u eind november 2009 nog wordt aangeslagen voor rioolheffing omdat u in 2007 de beschikking had over een jaarplaats op camping [A] te [Q].
(…)
Per 1 januari 2007 heeft de herindeling plaatsgevonden van Ambt Montfort en Roerdalen. In 2007 en 2008 zijn de belastingen van beide voormalige gemeenten geharmoniseerd. Dit wil zeggen dat de belastingheffing na harmonisatie voor de gehele nieuwe gemeente gelijk is. Vóór 1 januari 2007 werden in Ambt Montfort al aanslagen rioolrecht opgelegd voor belastingobjecten op recreatieterreinen, waaronder ook aanslagen voor stacaravans. In Oud-Roerdalen werden deze aanslagen niet opgelegd.
(…)
Na de aanslag van 2007 volgen ook de aanslagen van 2008, 2009 en 2010.”
3.2.1.
Voor het Hof was tussen partijen in geschil of de aanslag aan belanghebbende mocht worden opgelegd.
3.2.2.
Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende terecht is aangemerkt als gebruiker in de zin van de Verordening. Voorts heeft het Hof geoordeeld dat de heffingsambtenaar bij belanghebbende een in rechte te beschermen vertrouwen heeft gewekt dat hem ter zake van de door hem gehuurde standplaats geen aanslag in het rioolrecht zou worden opgelegd en dat dit vertrouwen is beëindigd door de ontvangst door belanghebbende van de informatiebrief in november 2009. Aangezien de aanslag voor het jaar 2008 met dagtekening 17 maart 2010 aan belanghebbende is opgelegd, kan hij zich niet meer beroepen op het opgewekte vertrouwen, aldus het Hof.
3.3.1.
Het Hof is ervan uitgegaan dat de door belanghebbende gehuurde standplaats op de camping als een perceel in de zin van artikel 4 van de Verordening is aan te merken en dat belanghebbende op grond van artikel 3, lid 2, letter a, van de Verordening daarvan de gebruiker is. Dit uitgangspunt geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Aangezien artikel 3, lid 2, letter b, van de Verordening niet geldt voor gedeelten als bedoeld in artikel 4, blijft de eerstbedoelde bepaling buiten toepassing. Het eerste middel faalt derhalve.
3.3.2.
Het Hof heeft, in cassatie onbestreden, geoordeeld dat de heffingsambtenaar bij belanghebbende een in rechte te beschermen vertrouwen heeft gewekt dat hem ter zake van de door hem gehuurde standplaats geen aanslag rioolrecht zou worden opgelegd. Dit vertrouwen is pas beëindigd op het tijdstip van ontvangst van de informatiebrief door belanghebbende in november 2009. Het Hof heeft dan ook ten onrechte geoordeeld dat heffing mag plaatsvinden over het jaar 2008, toen het vertrouwen nog niet was beëindigd.
3.3.3.
Het tweede middel slaagt derhalve.
3.4. ’
s Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. De aanslag dient te worden vernietigd.

4.Proceskosten

Het college van burgemeester en wethouders zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en de heffingsambtenaar in de kosten van het geding voor het Hof en van het geding voor de Rechtbank en in verband met de behandeling van het bezwaar.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, alsmede de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak van de heffingsambtenaar,
vernietigt de aanslag,
gelast dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roerdalen aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 118,
veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roerdalen in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 974 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en
veroordeelt de heffingsambtenaar van de gemeente Roerdalen in de kosten van het geding voor het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 487 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, in de kosten van het geding voor de Rechtbank aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 487 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand en in de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 243 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2014.