Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.Beoordeling van de aanvraag
4.Beslissing
15 april 2014.
Hoge Raad
Op 15 april 2014 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof Den Haag, gedateerd 20 maart 2014. De aanvraag tot herziening was ingediend door mr. M.R. Mantz, advocaat te 's-Gravenhage, namens de aanvrager, geboren in 1979. De zaak betreft een bezwaarschrift tegen de kennisgeving van het Openbaar Ministerie tot toepassing van vervangende hechtenis, dat door het Hof ongegrond was verklaard.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de beslissing van het Gerechtshof niet kan worden aangemerkt als een uitspraak houdende een veroordeling in de zin van artikel 457, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Hierdoor kon de aanvraag tot herziening niet worden ontvangen, conform artikel 465, eerste lid, Sv. De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening dan ook niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink. De waarnemend griffier E. Schnetz was aanwezig bij de uitspraak. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij mr. Balkema en mr. Ilsink buiten staat waren om het arrest te ondertekenen.