ECLI:NL:HR:2014:973

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2014
Publicatiedatum
23 april 2014
Zaaknummer
13/00440
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de motivering van bijzondere voorwaarden bij strafoplegging

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin de verdachte is veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling en bedreiging. De Hoge Raad behandelt de vraag of het Hof de beslissing tot het stellen van bijzondere voorwaarden, zoals opname in een zorginstelling, voldoende heeft gemotiveerd. De verdachte, geboren in 1988, heeft beroep ingesteld via zijn advocaat mr. E.H. Bokhorst. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Het Hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden die onder andere vereisen dat de verdachte zich laat opnemen in een zorginstelling. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet verplicht was tot een nadere motivering van de bijzondere voorwaarden, en dat de strafoplegging in overeenstemming is met de aard en ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte. De Hoge Raad verwerpt het beroep, en bevestigt de uitspraak van het Hof.

Uitspraak

22 april 2014
Strafkamer
nr. 13/00440
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 29 januari 2013, nummer 21/004105-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.H. Bokhorst, advocaat te Veenendaal, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof de beslissing tot het stellen van de bijzondere voorwaarde tot opneming in een zorginstelling ontoereikend heeft gemotiveerd.
2.2.1.
Het Hof heeft de verdachte veroordeeld ter zake van 1. en 2. "mishandeling", 3. "opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd", 4. "opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken en beschadigen" en 5. "bedreiging met zware mishandeling". Het bestreden arrest houdt ten aanzien van de strafoplegging het volgende in:
"De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen het Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 14 januari 2013, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden bij herhaling is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Het hof acht derhalve oplegging van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur passend en geboden.
(...)
Beslissing:
Het hof:
(...)
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of t.b.v. vaststelling identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs a.b.i. art. 1 Wet o/d identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich tijdens de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, waartoe verdachte zich moet melden zo frequent en zolang de Reclassering dit noodzakelijk acht;
- verdachte zich laat opnemen in een zorginstelling voor een periode van 3 tot maximaal 9 maanden.
Geeft genoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen."
2.2.2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer in:
"De voorzitter deelt mondeling mede de korte inhoud van de stukken van de zaak, waaronder:
(...)
- het reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Palier, opgemaakt op 11 juni 2012;
- het proces-verbaal ter terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Utrecht van 1 oktober 2012, alsmede de aantekening mondeling vonnis, waarvan beroep;
(...)
De verdachte verklaart − zakelijk weergegeven − als volgt:
Ik blow nu niet meer. Het klopt niet dat ik niet kan omgaan met autoriteitsfiguren.
Ik luister als ik iets moet doen. Ik heb wel degelijk meegewerkt aan programma's.
Ik sta achter een opname op een zorgboerderij, maar ik kan gewoon buiten werken.
Ik wil niet meewerken aan een opname bij een zorginstelling.
(...)
De verdachte en de raadsman voeren het woord tot verdediging, waarbij de raadsman het volgende aanvoert − zakelijk weergegeven −:
(...)
Subsidiair is mijn cliënt van mening dat de opgelegde straf, in het bijzonder de opgelegde bijzondere voorwaarde, te zwaar is. Mijn cliënt heeft eerder onder behandeling gestaan, maar dat bleek te hoog gegrepen. Het vonnis van de politierechter geeft een blanco cheque, er zijn geen concrete behandelvoorwaarden in het vonnis opgenomen. De verantwoordelijkheid hiervoor wordt dus op de reclassering afgeschoven. Als mijn cliënt zou worden opgenomen, dan is het in ieder geval wenselijk om te weten waarom. Mocht uw hof tot een bewezenverklaring komen, dan verzoek ik in ieder geval om geen bijzondere voorwaarde op te nemen omtrent een opname in een zorginstelling."
2.3.
Voor zover het middel klaagt dat het Hof het motiveringsvoorschrift van art. 359, zesde lid, Sv heeft geschonden kan het niet tot cassatie leiden. Die bepaling noopte het Hof niet tot nadere motivering van het stellen van de onderhavige, op art. 14c, tweede lid aanhef en onder 10º, Sr steunende bijzondere voorwaarde.
2.4.
Ook overigens kan het middel niet tot cassatie leiden. In het licht van het verhandelde ter terechtzitting en hetgeen de raadsman van de verdachte omtrent de strafoplegging heeft aangevoerd, heeft het Hof de strafoplegging toereikend gemotiveerd.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 april 2014.