Uitspraak
,nummer RK 13/20
,op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel en het tweede middel
3.Slotsom
4.Beslissing
22 april 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, van 2 mei 2013. Het beroep in cassatie was ingesteld door de Officier van Justitie tegen een beslissing waarbij het klaagschrift van de klaagster, die verzocht om teruggave van 265 kilogram 'APAAN', gegrond werd verklaard. De Hoge Raad herhaalt in zijn overwegingen dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft en dat de rechter niet ten gronde mag treden in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure. De Rechtbank had in haar overwegingen niet het juiste toetsingskader toegepast, wat leidde tot de vernietiging van de bestreden beschikking. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar de Rechtbank Noord-Holland voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift.
De klaagster stelde dat apaan geen geregistreerde stof is volgens de Wet voorkoming misbruik chemicaliën en dat het bezit ervan niet strafbaar is onder de Opiumwet. De Officier van Justitie betoogde echter dat apaan kan worden omgezet in benzylmethylketon, een stof die wel op lijst I van de Opiumwet staat. De Rechtbank oordeelde dat apaan niet onder de definitie van een geregistreerde stof valt, maar de Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank niet het juiste toetsingskader had gehanteerd in haar beoordeling van het klaagschrift. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige toetsing in beslagprocedures en de rol van de rechter in het waarborgen van de rechten van de klaagster.