ECLI:NL:HR:2015:100

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 januari 2015
Publicatiedatum
20 januari 2015
Zaaknummer
14/03437
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep in strafzaak

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 7 oktober 2013. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie beoordeeld aan de hand van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De advocaat van de verdachte, mr. B. Yesilgöz, heeft een middel van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard kan worden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die door de verdachte zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is het geval omdat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan op 20 januari 2015 door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

20 januari 2015
Strafkamer
nr. S 14/03437
LNU
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 7 oktober 2013, nummer 23/001955-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B. Yesilgöz, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 januari 2015.