Uitspraak
gevestigd te [vestigingsplaats],
gevestigd te Perpignan, Frankrijk,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
17 april 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil tussen [eiseres] en de Franse vennootschap Primar S.A.R.L. over de kwaliteit van geleverde tomaten. De Hoge Raad oordeelde over de toepassing van het Weens Koopverdrag, met name over de non-conformiteit van de geleverde goederen en de vraag wanneer het risico op de koper overgaat. De zaak begon met koopovereenkomsten voor tomaten die tussen [eiseres] en Primar tot stand kwamen, waarbij de tomaten vanuit Marokko naar Moskou werden vervoerd. Na klachten van de Russische afnemers over de kwaliteit van de tomaten, heeft [eiseres] Primar aangesproken voor schadevergoeding. De rechtbank en het hof hebben in eerdere uitspraken geoordeeld dat de vordering van [eiseres] niet kon worden toegewezen, omdat niet was bewezen dat de tomaten bij de levering non-conform waren. De Hoge Raad vernietigde de eerdere arresten van het hof en oordeelde dat het hof had moeten ingaan op de essentiële stelling van [eiseres] dat de tomaten reeds bij de levering gebrekkig waren. De Hoge Raad verwees de zaak naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing, en veroordeelde Primar in de kosten van het geding in cassatie.