3.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [A] heeft in juli 2008 een bedrijfspand te IJmuiden (hierna ook: het pand) in de verkoop gebracht door tussenkomst van [C] te IJmuiden, van wie [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) als verkopend makelaar is opgetreden. De vraagprijs van het pand was aanvankelijk € 495.000,-- kosten koper.
(ii) In of omstreeks oktober 2008 heeft [B] het pand bezichtigd en zijn belangstelling voor dit pand kenbaar gemaakt.
(iii) [B] heeft nadien makelaar [D], vennoot van [E] v.o.f. te Haarlem (hierna: [D]), ingeschakeld om het pand voor hem te bezichtigen en hem te adviseren.
(iv) Op 22 januari 2009 heeft [D] [betrokkene 1] meegedeeld dat “een eenmalig uiterst voorstel” werd gedaan, inhoudend een bod van € 420.000,-- k.k., levering op 9 maart 2009, zonder ontbindende voorwaarden. Op 23 januari 2009 heeft [betrokkene 1] [D] laten weten dat [A] onder een aantal voorwaarden akkoord ging. Een van die voorwaarden was dat zou worden geleverd vrij van huur en gebruik. Op 27 januari 2009 heeft [D] aan [betrokkene 1] bericht dat [B] huurinkomsten uit het pand wilde genieten.
(v) Op 29 januari 2009 heeft [D] per e-mail aan [betrokkene 1] onder meer het volgende geschreven:
“In navolging op onderstaande en na uitgebreid met [B] overlegd te hebben, moeten we je helaas mededelen dat de twijfels en de risico's voor [B] te groot worden. Hij heeft zich absoluut niet voldoende gerealiseerd, wat de consequenties zijn geweest van de bieding, die wij gedaan hebben uit naam van [B].
Ondanks het feit, dat wij alle mogelijkheden hebben besproken is de verhuurbaarheid van [a-straat 1] te IJmuiden voor hem een te grote zorg en had hij verwacht dat er al potentiële huurders bekend zouden zijn bij de diverse makelaars.
Tot onze spijt trekken wij daarom bij deze onze bieding in en delen wij mede dat de koopovereenkomst niet hoeft te worden opgesteld.”
(vi) Bij e-mail van 3 februari 2009 heeft [B] het volgende geschreven aan [D]:
“Via u kreeg ik op 23 januari 2009 van u te horen dat de verkoper het onroerend goed te koop aanbood cq een aanbod accepteerde onder de voorwaarde 'vrij van huur en gebruik'. Ik moet het onroerend goed echter verhuren. Een lopende huur is dus voor mij belangrijk. Dat is duidelijk aangegeven en ook in de E-mail te lezen. Dat houdt in dat die voorwaarde is verworpen. Kortom ik moet het standpunt verwerpen dat er een koopovereenkomst is.”
(vii) [D] heeft deze e-mail van [B] op 4 februari 2009 doorgestuurd aan [betrokkene 1].
(viii) De voorzieningenrechter in de rechtbank Haarlem heeft op vordering van [A] bij vonnis van 12 mei 2009 [B] op straffe van verbeurte van een dwangsom veroordeeld het pand af te nemen, zulks door ondertekening van de akte van levering zoals opgesteld door de notaris, tegen betaling van de overeengekomen koopsom van € 420.000,-- kosten koper.
(ix) [B] heeft tegen dit vonnis tevergeefs hoger beroep ingesteld.
(x) [A] heeft op 21 september 2009 het pand geleverd aan [B]. [B] heeft de koopsom van € 420.000,-- aan [A] voldaan.
3.2.1In het onderhavige geding vordert [A] vergoeding van de schade, op te maken bij staat, die hij stelt te hebben geleden doordat [B] het bedrijfspand niet op de overeengekomen datum heeft afgenomen.
In reconventie vordert [B] de veroordeling van [A] tot “medewerking aan de teruglevering van de onroerende zaak tegen terugbetaling van de betaalde koopprijs binnen vijf dagen na betekening van de uitspraak, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag of gedeelte van een dag dat [A] hiermee geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft”, alsmede vergoeding van schade, voorshands te begroten op € 50.000,-- en voor het overige op te maken bij staat.
3.2.2De rechtbank heeft geoordeeld dat een koopovereenkomst tot stand is gekomen en heeft de vordering van [A] toegewezen; de vorderingen van [B] werden afgewezen.
Het hof is wat betreft de vraag of een overeenkomst tot stand is gekomen tot een tegengesteld oordeel gekomen en heeft daarom, met vernietiging van het vonnis, de vordering van [A] afgewezen en de – in hoger beroep ongewijzigde – vorderingen van [B] toegewezen, behoudens het voorschot op de schadevergoeding, en met maximering van de dwangsom tot € 100.000,--.