ECLI:NL:HR:2015:1293

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 mei 2015
Publicatiedatum
21 mei 2015
Zaaknummer
15/00789
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over het ontnemen van de schone lei in het kader van de WSNP en de rol van de rechter-commissaris

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 mei 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door verzoekster tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de toepassing van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) en de vraag of de rechter-commissaris als belanghebbende kan worden aangemerkt in het kader van het ontnemen van de schone lei. Verzoekster had eerder een beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, dat op 10 februari 2015 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en het arrest van het hof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.

De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in de cassatieprocedure zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal, L. Timmerman, strekt tot verwerping van het beroep, en de advocaat van verzoekster heeft hierop gereageerd.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van verzoekster, waarmee het arrest van het gerechtshof in stand blijft. Deze uitspraak heeft implicaties voor de interpretatie van de rol van de rechter-commissaris en de voorwaarden waaronder de schone lei kan worden ontnomen in het kader van de WSNP.

Uitspraak

22 mei 2015
Eerste Kamer
15/00789
EE/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J. van Weerden.
Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak met het insolventienummer C/13/07/906-R van de rechtbank Amsterdam van 21 september 2007, 6 oktober 2010 en 10 december 2014;
b. het arrest in de zaak 200.161.397/01 van het gerechtshof Amsterdam van 10 februari 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping.
De advocaat van [verzoekster] heeft bij brief van 15 april 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen

De in middel 1 aangevoerde klacht kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klacht niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (zie Hoge Raad 24 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1136, rov. 3.3-3.4.5).
3.2
Ook de klachten van de middelen 2 en 3 kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
22 mei 2015.