Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
26 mei 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 mei 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was bij vonnis van de Politierechter op 20 juni 2012 bij verstek veroordeeld voor diefstal. Op 10 april 2013 heeft de verdachte hoger beroep ingesteld, maar het Hof verklaarde hem niet-ontvankelijk in dit hoger beroep. De verdediging voerde aan dat er sprake was van een verontschuldigbare termijnoverschrijding, omdat de verdachte in een psychische toestand verkeerde die hem verhinderde om tijdig hoger beroep in te stellen. De raadsvrouwe stelde dat de verdachte zwakbegaafd was en last had van psychoses en angstaanvallen, wat zijn vermogen om zijn belangen te behartigen beïnvloedde.
De Advocaat-Generaal steunde de stelling van de verdediging dat de termijnoverschrijding verontschuldigbaar was. Het Hof oordeelde echter dat de enkele mededeling van psychische problemen niet voldoende was om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof zijn beslissing onvoldoende had gemotiveerd en had moeten onderzoeken of de verdachte gedurende een bepaalde periode na het vonnis van de Politierechter in een zodanige psychische gesteldheid verkeerde dat hij niet in staat was om te beoordelen of hoger beroep diende te worden ingesteld. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de psychische gesteldheid van de verdachte bij de beoordeling van de ontvankelijkheid in hoger beroep. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en bevestigt dat bijzondere omstandigheden, zoals psychische problemen, kunnen leiden tot een verontschuldigbare termijnoverschrijding.