ECLI:NL:HR:2015:1402

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 mei 2015
Publicatiedatum
29 mei 2015
Zaaknummer
14/00364
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over eigendomsvoorbehoud en onderzoeksplicht bij doorverkoop

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 mei 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over eigendomsvoorbehoud en de onderzoeksplicht van een derde bij doorverkoop. De eiseressen, [eiseres 1] en [eiseres 2], hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 3 september 2013. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de rechtbank 's-Gravenhage en eerdere arresten van het hof. De eiseressen stelden dat de doorverkoop van goederen onder eigendomsvoorbehoud niet rechtsgeldig was, en dat de verweerders, [verweerder 1] en [verweerster 2], niet hadden voldaan aan hun onderzoeksplicht. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem gevolgd, die tot verwerping van het principaal cassatieberoep strekte. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalde, kwam het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde. De Hoge Raad heeft de eiseressen in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 390,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

29 mei 2015
Eerste Kamer
14/00364
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiseres 1],
2. [eiseres 2],
beide gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERESSEN tot cassatie, verweersters in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. D.Th.J. van der Klei,
t e g e n
1. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verweerster 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERDERS in cassatie, eisers in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. J.H.M. van Swaaij.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseressen] en [verweerders]

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 361712/HA ZA 10-1008 van de rechtbank 's-Gravenhage van 23 juni 2010 en 13 april 2011;
b. de arresten in de zaak 200.092.862/01 van het gerechtshof Den Haag van 1 november 2011 en 3 september 2013.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 3 september 2013 hebben [eiseressen] beroep in cassatie ingesteld.
[verweerders] hebben geconcludeerd tot verwerping en voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
[eiseressen] hebben geconcludeerd tot niet ontvankelijkheid althans tot verwerping van het incidentele beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep.
De advocaat van [eiseressen] heeft bij brief van 17 april 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen in het principale beroep

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu de middelen in het principale beroep falen, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiseressen] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] begroot op € 390,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, G. Snijders, G. de Groot en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president E.J. Numann op
29 mei 2015.