ECLI:NL:HR:2015:1458

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 juni 2015
Publicatiedatum
2 juni 2015
Zaaknummer
14/02409
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsvoering en opzettelijk voordeel uit misdrijf verkregen geld in de context van gezamenlijke huishouding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juni 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1966, was in cassatie gegaan tegen een eerdere uitspraak waarin hem was verweten opzettelijk voordeel te hebben getrokken uit door misdrijf verkregen uitkeringsgelden. De verdachte had een relatie met [betrokkene 1], die een bijstandsuitkering ontving. De kern van de zaak was of de verdachte op de hoogte was van de onjuiste informatie die [betrokkene 1] had verstrekt aan de uitkeringsinstantie, en of hij opzettelijk voordeel had getrokken uit de situatie.

De Hoge Raad oordeelde dat de bewijsvoering niet voldoende was om te concluderen dat de verdachte opzettelijk voordeel had getrokken uit het door [betrokkene 1] door misdrijf verkregen geld. Hoewel het Hof had vastgesteld dat de verdachte en [betrokkene 1] feitelijk samenwoonden en een gezamenlijke huishouding voerden, ontbrak het bewijs dat de verdachte wist dat [betrokkene 1] niet voldeed aan haar inlichtingenverplichtingen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.

De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs voor opzet in strafzaken, vooral in situaties waarin de betrokkenheid van meerdere partijen en de complexiteit van hun relaties een rol spelen. De beslissing van de Hoge Raad biedt een belangrijke nuance in de beoordeling van bewijs in zaken die betrekking hebben op sociale uitkeringen en de verantwoordelijkheden van betrokkenen.

Uitspraak

2 juni 2015
Strafkamer
nr. S 14/02409
ABG/ABO
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 25 april 2014, nummer 21/003326-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.O.A.N. de Vries, advocaat te Amersfoort, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof, teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het tweede middel

2.1.
Het middel behelst de klacht dat het bewezenverklaarde opzettelijk voordeel trekken uit de door [betrokkene 1] uit misdrijf verkregen uitkeringsgelden niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
2.2.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 31 mei 2010 tot en met
31 augustus 2011, te Amersfoort opzettelijk voordeel heeft getrokken uit hetgeen werd aangeschaft met door misdrijf verkregen geld, te weten geld van een door [betrokkene 1], met wie hij, verdachte, duurzaam een gezamenlijke huishouding voerde als bedoeld in de Wet Werk en Bijstand, door middel van het door die [betrokkene 1] opzettelijk niet voldoen aan de inlichtingenverplichting, uit hoofde van de Wet Werk en Bijstand verkregen uitkering, welk geld geheel of gedeeltelijk werd besteed aan het huishouden waarvan hij, verdachte, deel uitmaakte."
2.3.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de gemeente Amersfoort, opgemaakt op 20 september 2011 en getekend door [verbalisant 1], sociaal rechercheur van de Sociale Recherche Amersfoort (als bijlage op pagina 20-21 van de omslag), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 2]:
U vraagt mij naar de bovenbuurvrouw op nummer [001] van de [a-straat] in Amersfoort. Daar woont [betrokkene 1] met haar twee kinderen. Over het afgelopen jaar zie ik af en toe haar fiets hier voor de flat in het portiek staan. Af en toe haalt ze haar post op.
Ik kan verklaren dat zij over dit jaar 2011 en vorig jaar 2010 hooguit één á twee keer in de week hier is. Ze heeft een vriend, [verdachte]. Ik heb van de buurtbeheerder gehoord dat [verdachte] op de [b-straat] zou wonen. Afgelopen zomer, de maanden juni en juli, heb ik [betrokkene 1] helemaal niet gezien. De weekenden is zij er nooit.
Haar kliko staat achter mijn tuin. Zij gebruikt hem niet.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de gemeente Amersfoort, opgemaakt op 20 september 2011 en getekend door [verbalisant 1], sociaal rechercheur van de Sociale Recherche Amersfoort (als bijlage op pagina 25-26 van de omslag), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 3]:
Op nummer [001] van de [a-straat] woont [betrokkene 1] met haar twee kinderen. Althans daar hoort zij te wonen. Zij woont echter bij haar vriend. Ongeveer twee jaar geleden heeft zij mij zelf verteld dat zij bij [verdachte] woont. Het laatste jaar is haar brievenbus constant te vol. Soms komt ze alleen even de post ophalen en gaat ze weer weg. Ik weet dat [verdachte] op de [b-straat] woont.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de gemeente Amersfoort, opgemaakt op 28 september 2011 en getekend door [verbalisant 1], sociaal rechercheur van de Sociale Recherche Amersfoort (als bijlage op pagina 31 en 32 van de omslag), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 4]:
Op nummer [002] van de [b-straat] in Amersfoort woont [betrokkene 1] en haar vriend [verdachte]. Deze woning is eigenlijk van [verdachte]. In de weekenden zie ik ze wel eens samen weggaan met de auto van [verdachte]. Ik zie ze wel eens terugkomen met boodschappen op zaterdag.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de gemeente Amersfoort, opgemaakt op 27 september 2011 en getekend door [verbalisant 1], sociaal rechercheur van de Sociale Recherche Amersfoort (als bijlage op pagina 35 en 36 van de omslag), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaringen van [verbalisant 2] en [verbalisant 3] of een van hen:
Op 27 september 2011 sprak ik, verbalisant, bovengenoemde personen in hun woning aan de [b-straat] [003] te Amersfoort. Zij verklaarden mij het volgende.
Op nummer [002] woont een vrachtwagenchauffeur. Verder een vrouw met twee kinderen. De vrouw is erg vaak hier. Soms zie ik haar wel de hele week. Ze doen altijd samen boodschappen. De situatie, zoals beschreven, bestaat al een jaar of vier.
5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek, opgemaakt op 3 november 2011 en getekend door [verbalisant 1], sociaal rechercheur van de Sociale Recherche Amersfoort (als bijlage op pagina 6-12 van de omslag), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van voornoemde verbalisant:
Uitkering:
Verdachte [betrokkene 1] ontving in de periode van 31 mei 2010 tot en met 31 augustus 2011 een WWB uitkering van de gemeente Amersfoort naar de norm van een alleenstaande ouder.
[betrokkene 1] was op grond van artikel 17 van de WWB gehouden het college van Burgermeesters en Wethouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem of haar redelijkerwijs duidelijk moet zijn, dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand, de hoogte of de duur van de bijstand, of op het bedrag van de bijstand.
Wijzigingsformulieren:
Uitkeringsgerechtigden krijgen eenmalig een wijzigingsformulier uitgereikt.
Daarmee kunnen zij tussentijdse wijzigingen in hun situatie melden. Op aanvraag van een klant worden nieuwe wijzigingsformulieren verstrekt.
Onderzoek wijzigingsformulieren:
In de periode van 31 mei 2010 tot en met 31 augustus 2011 heeft [betrokkene 1] geen enkel wijzigingsformulier ingeleverd waarop melding is gemaakt door haar van haar samenwoning met [verdachte].
Dossieronderzoek:
Ik verbalisant, heb een onderzoek ingesteld in het bij de gemeente Amersfoort aanwezige digitale dossier van verdachte [betrokkene 1]. Daarbij zag ik, verbalisant, het volgende:
Op 31 mei 2010 vraagt [betrokkene 1] een WWB uitkering aan bij de gemeente Amersfoort. Ik zag dat [betrokkene 1] een formulier aanvraag bijstandsuitkering WWB heeft ingevuld en ondertekend. Ik zag dat [betrokkene 1] op dit formulier opgeeft te wonen op de [a-straat] [001] te Amersfoort en aldaar samen te wonen met haar twee kinderen.
GBA:
Door mij, verbalisant, werd een onderzoek ingesteld in het geautomatiseerde bestand van de GBA van de gemeente Amersfoort.
Hierbij zag ik, verbalisant, dat:
Woon/leefsituatie:
Huidige bewoning: [betrokkene 1] woont sinds 8 juni 1999 aan de [a-straat] [001] te Amersfoort.
Suwi-net:
Bij raadpleging van het Suwi-net zag ik, verbalisant, dat [verdachte] in de periode van 1 februari 2010 tot en met 6 februari 2011 een uitkering in het kader van de Werkloosheidswet (WW) heeft ontvangen. Met ingang van
7 februari 2011 tot en met 7 augustus 2011 is hij werkzaam bij [A] in Barneveld.
Onderzoek in de woning:
Op 28 september 2011 heb ik, verbalisant, in de woning van verdachte (het hof begrijpt: [betrokkene 1]) aan de [a-straat] [001] te Amersfoort een onderzoek ingesteld naar het waterverbruik en de meterstand genoteerd.
Deze was op 28 september 2011:
Water: 103m3 sinds 5 juli 2007
Het jaarverbruik van een eenpersoon huishouden bedraagt ongeveer 50m3.
6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verdachte verhoor, opgemaakt op 14 september 2011 en getekend door [verbalisant 1], sociaal rechercheur van de Sociale Recherche Amersfoort (als bijlage op pagina 17-18 van de omslag), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 1] :
Dat ik een bijstandsuitkering van de sociale dienst Amersfoort ontvang vanaf 31 mei 2010 tot heden kan kloppen. [verdachte] werkt sinds 7 februari 2011 bij [B] in Barneveld. Zijn contract is per 7 augustus 2011 beëindigd. Hij heeft daarna vier weken thuisgelopen. Ik heb een sleutel van de woning van [verdachte]. [verdachte] heeft geen sleutel van mijn woning. Boodschappen doen we samen met zijn auto. We gaan dan met zijn auto naar de Boni in Leusden. We doen dan in een keer op zaterdag alle boodschappen. Ik doe de boodschappen voor doordeweeks. Die betaal ik zelf.
7. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verdachte verhoor, opgemaakt op 27 oktober 2011 en getekend door [verbalisant 1], sociaal rechercheur van de Sociale Recherche Amersfoort (als bijlage op pagina 106-109 van de omslag), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 1] :
Ik ben regelmatig op de [b-straat] [002] te Amersfoort om dingen voor [verdachte] te regelen.
8. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verdachte verhoor, opgemaakt op 27 oktober 2011 en getekend door [verbalisant 1], sociaal rechercheur van de Sociale Recherche Amersfoort (als bijlage op pagina 111-115 van de omslag), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Ik ben werkloos geworden op 1 februari 2010. In de maand februari 2011 vond ik weer een baan. Ik huur de woning aan de [b-straat] [002] in Amersfoort. Ik woon daar inmiddels tussen de vijf en tien jaar. Ik weet dat [betrokkene 1] een uitkering ontvangt van de sociale dienst van Amersfoort. We hebben ongeveer een jaar of 10-12 een soort knipperlichtrelatie gehad. Vanaf halverwege 2010 begint het weer op een relatie te lijken. [betrokkene 1] heeft vanaf zo'n beetje juli 2010 sleutels van mijn woning."
2.4.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van het hof dat verdachte, die een WW-uitkering genoot van begin februari 2010 tot en met begin februari 2011 en daarna inkomsten uit werk ontving, een gezamenlijke huishouding met [betrokkene 1] heeft gevoerd in de tenlastegelegde periode. [betrokkene 1] deed samen met verdachte de boodschappen en zij betaalde de boodschappen voor doordeweeks. Verdachte wist dat [betrokkene 1] een uitkering genoot en moet hebben geweten dat er gevolgen voor de hoogte van die uitkering zouden zijn indien de uitkeringsinstantie op de hoogte zou zijn geweest van de gezamenlijk gevoerde huishouding."
2.5.
Uit de inhoud van de bewijsvoering kan niet volgen dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit het door [betrokkene 1] door misdrijf verkregen geld. Uit de bewijsvoering heeft het Hof weliswaar kunnen afleiden dat de verdachte en [betrokkene 1] in de tenlastegelegde periode feitelijk samenwoonden in de woning van de verdachte en een gezamenlijke huishouding voerden, maar de bewijsvoering houdt niets in waaruit kan volgen dat de verdachte wist dat [betrokkene 1] niet had voldaan aan de inlichtingenverplichtingen uit hoofde van de Wet werk en bijstand, dat zij aldus onjuiste gegevens had verstrekt en op grond van die gegevens een uitkering had genoten en dat derhalve sprake was van geld dat door misdrijf was verkregen.
2.6.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 juni 2015.