ECLI:NL:HR:2015:1495

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juni 2015
Publicatiedatum
9 juni 2015
Zaaknummer
13/06206
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van verdachte in hoger beroep wegens gebrek aan rechtens te respecteren belang

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in hoger beroep door het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1991, was eerder veroordeeld door de Politierechter in de Rechtbank Amsterdam tot een gevangenisstraf van een maand wegens poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdachte had hoger beroep ingesteld, maar verscheen niet ter terechtzitting op 3 december 2013, noch had hij contact opgenomen met zijn raadsman, mr. R.I. Takens. De advocaat-generaal vorderde de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte, omdat zowel de verdachte als zijn raadsman niet verschenen en daarmee geen belang meer toonden bij de verdere behandeling van het hoger beroep. Het Hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, omdat hij zonder bericht van verhindering verstek had laten gaan en geen rechtens te respecteren belang bij voortzetting van het hoger beroep had.

De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad stelt vast dat de verdachte tijdig een appelschriftuur houdende grieven heeft ingediend en dat er geen bewijs is dat de verdachte zijn bezwaren niet wenst te handhaven. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling. Dit arrest is gewezen op 9 juni 2015 door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

9 juni 2015
Strafkamer
nr. 13/06206
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 3 december 2013, nummer 23/003722-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel keert zich tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep.
2.2.1.
Tot de aan de Hoge Raad gezonden stukken behoren:
(i) een "aantekening mondeling vonnis" inhoudende dat de verdachte door de Politierechter in de Rechtbank Amsterdam is veroordeeld tot een gevangenisstraf van een maand wegens poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen;
(ii) een akte instellen hoger beroep inhoudende dat mr. R.I. Takens - daartoe bepaaldelijk gevolmachtigd - namens de verdachte hoger beroep heeft ingesteld tegen voornoemd vonnis;
(iii) een tijdig ingediende appelschriftuur inhoudende grieven tegen voormeld vonnis en verzoeken tot het horen van getuigen;
(iv) het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 1 augustus 2013 inhoudende dat de verdachte niet is verschenen, de raadsman uitdrukkelijk was gemachtigd als advocaat de verdachte te verdedigen en het onderzoek voor onbepaalde tijd is geschorst met bevel tot oproeping van de verdachte en de raadsman tegen een nader te bepalen tijdstip;
(v) de oproeping van de verdachte voor de terechtzitting in hoger beroep van 3 december 2013, welke oproeping aan de griffier van de Rechtbank is uitgereikt, omdat van de verdachte in Nederland geen woon- of verblijfplaats bekend is;
(vi) het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 3 december 2013, inhoudende het volgende:
"De verdachte (...) is niet verschenen.
De raadsman van de verdachte R.I. Takens, advocaat te Amsterdam, is evenmin ter terechtzitting verschenen.
De voorzitter merkt op dat de oproeping van de verdachte voor deze regiezitting op 19 november 2013 aan de griffier van de rechtbank is uitgereikt. De verdachte heeft geen vaste woon- en verblijfsplaats in Nederland. De voorzitter merkt op dat de verdachte in zijn eerste verhoor bij de politie als postadres heeft opgegeven de [a-straat 1] te Amsterdam. In eerste aanleg is de verdachte gedagvaard op dit adres. Deze akte is destijds niet uitgereikt omdat de in de adressering aangegeven woning niet zou bestaan.
De advocaat-generaal merkt op dat zij een faxbericht van de raadsman van de verdachte gedateerd 3 december 2013 heeft ontvangen. De raadsman van de verdachte deelt in deze brief mede dat zijn cliënt recent geen contact meer met hem heeft opgenomen en dat hij zich derhalve niet gemachtigd voelt om ter terechtzitting te verschijnen en namens zijn cliënt het woord te voeren. De raadsman laat weten dat indien zijn cliënt wel ter terechtzitting verschijnt hij bereid is hem verder bij te staan.
Desgevraagd vordert de advocaat-generaal niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn hoger beroep, omdat noch de verdachte noch de raadsman zijn verschenen en daarmee te kennen geven geen belang meer te hebben bij een verdere behandeling van het hoger beroep. Andere redenen om de behandeling voort te zetten doen zich niet voor, aldus de advocaat-generaal."
2.2.2.
Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep en heeft daartoe het volgende overwogen:
"De verdachte heeft zonder enig bericht van verhindering verstek laten gaan, terwijl hij wist, althans kon weten van de onderhavige zitting. Evenmin heeft hij contact opgenomen met zijn raadsman. Deze laatste heeft zich voorts niet langer gemachtigd geacht en is om die reden niet verschenen. Verder weegt mee dat tijdens de onderhavige zitting de verdachte en zijn raadsman gehoord moesten worden over voor de voortgang van het proces van belang zijnde kwesties die samenhingen met verzoeken van de verdediging; het hof zou daarover beslissingen moeten nemen. Gezien het belang hiervan maakt het in dit geval niet uit of het om een regiezitting of een inhoudelijke zitting zou gaan: gezien de aard van hetgeen zou worden behandeld mocht van verdachte en zijn raadsman een actieve proceshouding worden verwacht. Niettemin is er niemand ter terechtzitting verschenen en er is evenmin een verzoek tot aanhouding gedaan. Bij deze stand van zaken kan het hof slechts de conclusie trekken dat de verdediging bij voortzetting van de behandeling in hoger beroep geen belang meer heeft. In dat licht behoeft niet meer op de verzoeken van de verdediging te worden beslist.
Bij het oordeel van het hof heeft daarnaast nog een rol gespeeld dat de verdachte geen bekende woon- of verblijfplaats heeft. Hij is niet bekend bij het GBA en heeft overigens een adres opgegeven - [a-straat 1] te Amsterdam - dat blijkens opgave van de postbezorger niet bestaat. Dat betekent dat nu ook de raadsman het contact met zijn cliënt kwijt is, er geen enkele kans bestaat dat de verdachte van een eventuele voortzetting van de zaak op de hoogte zou komen.
Het hof heeft tenslotte de vraag onder ogen gezien of het ingekomen faxbericht van de raadsman dient te worden aangemerkt als een onttrekking aan de verdediging van de verdachte en of er voor het hof dan redenen zouden zijn om ambtshalve tot toevoeging van een andere raadsman of raadsvrouw aan de verdachte over te gaan. Het hof heeft deze vraag ontkennend beantwoord. De mededeling van de raadsman dat hij niet ter terechtzitting zal verschijnen maar bereid is zijn bijstand aan de verdachte voort te zetten indien deze dat wenst houdt niet het eindigen van de toevoegingsrelatie in, zodat voor ambtshalve optreden van het hof geen aanleiding is.
Bij het verder ontbreken van een rechtens te respecteren belang bij voortzetting van het hoger beroep zal het hof de verdachte daarin dan ook niet ontvankelijk verklaren."
2.3.
Art. 416 Sv luidt, voor zover hier van belang:
"1. (...) Na de voordracht van de advocaat-generaal wordt de verdachte die hoger beroep heeft ingesteld, in de gelegenheid gesteld zijn bezwaren tegen het vonnis op te geven.
2. Indien de verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend noch mondeling bezwaren tegen het vonnis opgeeft, kan het door de verdachte ingestelde hoger beroep zonder onderzoek van de zaak zelf niet-ontvankelijk worden verklaard."
2.4.
In aanmerking genomen dat tijdig een appelschriftuur houdende grieven is ingediend en dat uit de stukken van het geding niet volgt dat de verdachte de door hem bij appelschriftuur opgegeven bezwaren niet wenst te handhaven, geeft het oordeel van het Hof dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep omdat hij geen rechtens te respecteren belang bij voortzetting van het hoger beroep heeft, blijk van een onjuiste rechtsopvatting.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 juni 2015.