ECLI:NL:HR:2015:1699

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 juni 2015
Publicatiedatum
23 juni 2015
Zaaknummer
13/06170
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over opzet bij mishandeling met glas in uitgaansgelegenheid

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 juni 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling, waarbij zij op 22 oktober 2011 in een café in IJmuiden een andere vrouw met een glas in de hand in het gezicht had geduwd, wat resulteerde in een snijwond. De verdediging voerde aan dat er geen opzet was op de mishandeling, maar het Hof oordeelde dat de verdachte, ondanks haar dronkenschap, zich bewust was van het glas in haar hand en met kracht een duw had gegeven. De Hoge Raad oordeelde dat de motivering van het opzet voldoende was onderbouwd en verwierp het verweer van de verdachte. Echter, de Hoge Raad oordeelde dat de strafmotivering onvoldoende was, omdat de vaststelling dat de verdachte eerder onherroepelijk was veroordeeld niet kon worden onderbouwd met het Uittreksel Justitiële Documentatie. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak enkel wat betreft de strafoplegging en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling van de straf.

Uitspraak

23 juni 2015
Strafkamer
nr. 13/06170
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 3 december 2013, nummer 23/002076-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt over de motivering van het bewezenverklaarde opzet.
2.2.
Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en ten laste van haar het subsidiair tenlastegelegde bewezenverklaard, aldus dat zij:
"op 22 oktober 2011 te IJmuiden, gemeente Velsen, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], met een glas in de hand met kracht in het gezicht heeft geduwd, ten gevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel, een 4 centimeter lange snijwond in het gezicht, heeft bekomen en pijn heeft ondervonden."
2.3.1.
Deze bewezenverklaring steunt, met overneming en aanvulling door het Hof van de door de Rechtbank gebezigde bewijsmiddelen, op de volgende bewijsmiddelen:
"De verklaring van de verdachte zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep op 19 november 2013 is afgelegd, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik mij op 22 oktober 2011 in café La Belle te IJmuiden bevond en dat ik tegen meerdere mensen ben aan geknald omdat ik dronken was. [...] Dat ik tegen [slachtoffer] aanliep heeft misschien wel met mijn dronkenschap te maken. [...] Er werd over en weer geduwd. [...] Op enig moment deed ik dat met kracht. [...] Ik had een dun wijnglas op een steeltje in mijn hand. [...] Ik bewoog toen mijn vuist, waarin zich het glas bevond, in de richting van haar gezicht en raakte haar toen. Het glas is stuk gegaan in mijn hand. [...] Mijn hakken waren ongeveer 8 centimeter hoog. [...] Met hakken was ik nog steeds kleiner of hooguit even groot als [slachtoffer].
(...)
De verklaring die verdachte ter terechtzitting (in eerste aanleg) van 12 april 2012 heeft afgelegd, houdt - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende in.
Op 22 oktober 2011 liep ik tegen [slachtoffer] aan in het café La Belle te IJmuiden. Ik had behoorlijk veel gedronken. Ik was dronken. We begonnen elkaar over en weer te duwen op een onaardige manier. Ik had een wijnglas in mijn hand. Ik heb tijdens het duwen kracht gezet want het wijnglas brak in mijn hand. [slachtoffer] is groter dan ik.
(...)
Een proces-verbaal (dossierpagina 4) van aangifte van [slachtoffer] d.d. 22 oktober 2011 onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven - dat aangeefster op die datum in café La Belle te IJmuiden was en dat zij een conflict kreeg met verdachte waarop verdachte haar een duw gaf en aangeefster terug duwde. Op een gegeven moment kreeg aangeefster glas in haar gezicht geduwd door verdachte. Zij voelde daardoor een hevige pijn in haar gezicht.
(...)
Een proces-verbaal (dossierpagina 7 en 8) van verhoor van aangeefster d.d. 22 oktober 2011 inhoudende - zakelijk weergegeven - dat aangeefster zag dat verdachte met haar hand in de richting van haar hoofd kwam en dat zij voelde dat de hand van verdachte tegen haar linker wang aankwam. Zij voelde vervolgens iets prikken wat veel pijn deed. De snijwond is vier centimeter lang. De snijwond is in het Rode Kruis ziekenhuis in Beverwijk gehecht met negen hechtingen.
(...)
Een proces-verbaal (dossierpagina 17) van verhoor van getuige [getuige] d.d. 22 oktober 2011 inhoudende - zakelijk weergegeven - dat zij op 22 oktober 2011 onder meer met [slachtoffer] in café La Belle was. Op een gegeven moment zag getuige [getuige] dat verdachte met een glas richting het gezicht van [slachtoffer] bewoog. Dit was een wijnglas. [getuige] zag dat verdachte met het glas de linker wang van [slachtoffer] raakte en dat [slachtoffer] hierdoor een diepe snee in haar wang kreeg die behoorlijk bloedde.
(...)
Een schriftelijk stuk (dossierpagina 15), te weten een medische verklaring van het Rode Kruis ziekenhuis te Beverwijk, afdeling spoed eisende hulp d.d. 22 oktober 2011 betreffende [slachtoffer], waarin is opgenomen dat zij aan haar wang/kaaklijn links een snijwond van vier centimeter heeft die rafelig en opgestroopt is."
2.3.2.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"De raadsman voert ter terechtzitting in hoger beroep aan dat de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had op de mishandeling en verzoekt de verdachte vrij te spreken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de verdachte zich in de nacht van 22 oktober 2011 in een uitgaansgelegenheid café La Belle te IJmuiden bevond. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij die nacht alcoholische dranken had genuttigd en dat ze op dat moment 'eigenlijk gewoon dronken' was. Ze was die avond in het café al tegen meerdere mensen aan gelopen, onder wie [slachtoffer]. Op het moment dat voornoemde [slachtoffer] de verdachte aansprak op haar gedrag ontstond een woordenwisseling tussen de twee vrouwen, waarbij ze elkaar over en weer hebben geduwd. De verdachte verklaarde ter terechtzitting in hoger beroep dat ze tijdens de aanvaring een wijnglas in haar hand had. Voorts verklaarde de verdachte dat ze, terwijl zij het relatief grote wijnglas met haar hand om de kelk vasthield, [slachtoffer] met die hand een duw in het gezicht heeft gegeven. Dit geschiedde met zodanige kracht dat het wijnglas brak, ten gevolge waarvan het slachtoffer een 4 centimeter lange snee opliep in haar gezicht.
De verdachte heeft ervoor gekozen om [slachtoffer] met kracht een duw in het gezicht te geven terwijl zij een wijnglas in haar hand had, hetgeen naar de uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als een handeling die is gericht op het toebrengen van letsel, temeer daar zij met haar hand de kelk ondersteunde en het dientengevolge zichtbaar was dat zij het glas in haar hand had en desalniettemin die [slachtoffer] een duw in haar gezicht gaf met de hand waarin zich het wijnglas bevond. Hieruit leidt het hof af dat de verdachte wel degelijk opzet had op de mishandeling van [slachtoffer]. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Nu het hof opzet op de mishandeling bewezen acht, behoeft het verweer van de raadsman, voor zover dat ziet op het voorwaardelijk opzet op de mishandeling, geen bespreking."
2.3.3.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 19 november 2013 heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt in:
"De vraag of er wettig en overtuigend bewijs is om [verdachte] te kunnen veroordelen voor een opzettelijke mishandeling van [slachtoffer] dient mijns inziens ontkennend worden beantwoord.
De oplossing van deze casus ligt in het arrest van de Hoge Raad van 25 maart 2003 (NJ 2003, 556/LJN AF4287 HR 00458/02).
[verdachte] is al enige tijd op zoek naar haar vriend. Ze loopt door de drukte zigzaggend door het etablissement in de hoop hem te vinden. Ze wil naar huis. Ze heeft wat te veel op en kan bewegend in de drukte soms niet goed staande houden op haar hakken. Dan loopt ze tegen iemand op. Zij vraagt: 'Wat doe je?' Hierop wordt [verdachte] geduwd en duwt terug. Pas buiten doet ze een afschuwelijke ontdekking. Ze is gewond aan haar hand. Ze ziet dat de ander gewond is in het gezicht en ontdekt dan pas dat het [slachtoffer] is uit haar oude voetbalteam.
Is hier sprake van voorwaardelijk opzet/dolus eventualis?
Van belang voor de beoordeling is geheel van omstandigheden waaronder dit alles is gebeurd.
Voorwaardelijke opzet vereist een kenniselement:
Dit ontbreekt. Hier was (men) [verdachte] op dat moment niet van bewust. Als ik de verklaringen na lees is er over een weer geduwd, waarbij [verdachte] in de hand een glas hield dat op enig moment tegen het gezicht van [slachtoffer] is gekomen. Onbekend is mij wanneer dit glas is gebroken. Dit kan tijdens het duwen zijn geweest, maar niet valt uit te sluiten dat het brak toen het glas (wijn of longdrink?) het gezicht van [slachtoffer] raakte. We weten niet of [slachtoffer] een glas in haar hand heeft gehad. [verdachte] heeft teruggeduwd zonder zich te realiseren (onachtzaamheid) dat ze nog een glas in haar hand hield.
Voorwaardelijk opzet vereist een wilsvereiste:
Ook dit ontbreekt. Heeft [verdachte] de aanmerkelijke kans dat het gevolg (breuk wijnglas en daarmee gezicht [slachtoffer] raken) zal intreden willens en wetens aanvaard, voor lief hebben genomen, op de koop toe hebben genomen?
[verdachte] (first offender) heeft nimmer in haar willen en weten er maar zelfs aan gedacht om toen (geen zin in ruzie) iemand (laat staan de haar bekende [slachtoffer]) te raken met een glas dat daarbij misschien sneuvelt. Dit is een - zoals juristen zeggen - een hoogst ongelukkige samenloop van omstandigheden. [verdachte] vindt het afschuwelijk voor [slachtoffer], en zo is het!"
2.4.
Blijkens de bewijsvoering heeft het Hof vastgesteld dat de verdachte met haar hand waarin zij het wijnglas had, desalniettemin het slachtoffer met zodanige kracht een duw in het gezicht heeft gegeven dat het glas brak. Daaruit heeft het Hof kennelijk afgeleid dat het niet anders kan dan dat de verdachte, ook al had zij, naar zij heeft verklaard "behoorlijk veel gedronken", zich bewust is geweest van het wijnglas in haar hand toen zij met haar hand het slachtoffer met kracht in het gezicht duwde. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en, mede gelet op hetgeen door de verdediging dienaangaande is aangevoerd, toereikend gemotiveerd. Daarmee is de bewezenverklaring wat betreft het opzet van de verdachte op de mishandeling toereikend gemotiveerd, wat er zij van hetgeen het hof heeft overwogen omtrent de zichtbaarheid van het glas en de uiterlijke verschijningsvorm van verdachtes handelen.
2.5.
Het middel faalt.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel klaagt over de strafmotivering.
3.2.
De verdachte is ter zake van "mishandeling" veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van honderdvijftig uren. De strafoplegging is als volgt gemotiveerd:
"Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in een openbare uitgaansgelegenheid schuldig gemaakt aan mishandeling van een medebezoekster, het slachtoffer, [slachtoffer], door haar met kracht met een wijnglas in de hand in het gezicht te duwen. Hierdoor heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel bekomen. De verdachte heeft met haar handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Voorts heeft het slachtoffer van het door de verdachte toegepaste geweld gedurende langere tijd nadelige fysieke en psychische gevolgen ondervonden, zoals daarvan is gebleken uit de op de terechtzitting voorgehouden schriftelijke slachtofferverklaring.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 november 2013 is de verdachte eerder ter zake van een strafbaar feit onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden."
3.3.1.
Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt zich niet voornoemd Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 november 2013. Naar aanleiding van een door de raadsman op de voet van art. IV lid 3 van het Procesreglement Strafkamer Hoge Raad gedaan verzoek is bij het Hof nadere informatie ingewonnen. Ten vervolge hierop heeft het Hof aan de Hoge Raad een Uittreksel Justitiële Documentatie van 24 juni 2014 toegezonden.
3.3.2.
De vaststelling dat "de verdachte eerder ter zake van een strafbaar feit onherroepelijk [is] veroordeeld" is niet zonder meer begrijpelijk aangezien het Uittreksel Justitiële Documentatie van 24 juni 2014 daarvoor geen steun biedt. De strafoplegging is daarom ontoereikend gemotiveerd.
3.4.
Het middel slaagt.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 juni 2015.