Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde middel
3.Beoordeling van het vierde middel
4.Slotsom
5.Beslissing
7 juli 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2015 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 20 december 2013 was gewezen. De verdachte, geboren in 1967, had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. S. de Korte, advocaat te Utrecht. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen met betrekking tot de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden, behalve het vierde middel dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase. Dit middel werd gegrond bevonden, omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. Hierdoor werd de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 27 maanden verminderd tot 26 maanden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen andere gronden waren voor vernietiging van de uitspraak en besloot de bestreden uitspraak te vernietigen, maar uitsluitend wat betreft de duur van de gevangenisstraf. De overige onderdelen van het beroep werden verworpen.