In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijkerk (hierna: het College) beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 september 2014, nr. 13/01272. Dit hoger beroep was ingesteld door [X] B.V. (hierna: belanghebbende) tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 12/5203). De zaak betreft de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2012, met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z].
Het College heeft in cassatie een middel voorgesteld, waarop belanghebbende een verweerschrift heeft ingediend. Vervolgens heeft het College een conclusie van repliek ingediend, waarna belanghebbende een conclusie van dupliek heeft ingediend. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet kan leiden tot cassatie. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, aangezien het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft in zijn beslissing het beroep in cassatie ongegrond verklaard en het College veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 1960 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens is er een griffierecht van € 493 geheven van het College. Dit arrest is uitgesproken op 10 juli 2015 door de vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren C. Schaap en Th. Groeneveld, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.