Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Vianen,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
10 juli 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juli 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen Grenkefinance N.V. Het geding in feitelijke instanties begon met een vonnis van de kantonrechter te 's-Hertogenbosch op 19 december 2013, gevolgd door een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 24 juni 2014. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken en constateert dat Grenkefinance niet is verschenen in de cassatieprocedure. De Advocaat-Generaal J. Wuisman heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. Volgens artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) is er geen noodzaak voor nadere motivering, omdat de klachten niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft daarom het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Grenkefinance op nihil zijn begroot.
Deze uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de bevoegdheid van de Hoge Raad bevestigt om te oordelen over de geldingsduur van pilotreglementen in civiele dagvaardingszaken, en de voorwaarden waaronder deze reglementen bekendgemaakt dienen te worden.