ECLI:NL:HR:2015:1840

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juli 2015
Publicatiedatum
9 juli 2015
Zaaknummer
14/03816
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de bevoegdheid tot vaststellen van procesreglementen in civiele dagvaardingszaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juli 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen Grenkefinance N.V. Het geding in feitelijke instanties begon met een vonnis van de kantonrechter te 's-Hertogenbosch op 19 december 2013, gevolgd door een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 24 juni 2014. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken en constateert dat Grenkefinance niet is verschenen in de cassatieprocedure. De Advocaat-Generaal J. Wuisman heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. Volgens artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) is er geen noodzaak voor nadere motivering, omdat de klachten niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft daarom het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Grenkefinance op nihil zijn begroot.

Deze uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de bevoegdheid van de Hoge Raad bevestigt om te oordelen over de geldingsduur van pilotreglementen in civiele dagvaardingszaken, en de voorwaarden waaronder deze reglementen bekendgemaakt dienen te worden.

Uitspraak

10 juli 2015
Eerste Kamer
nr. 14/03816
EE/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R.A.U. Juchter van Bergen Quast,
t e g e n
GRENKEFINANCE N.V.,
gevestigd te Vianen,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Grenkefinance.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 2247512/CV EXPL 13-7209 van de kantonrechter te ’s-Hertogenbosch van 19 december 2013;
b. het arrest in de zaak 200.143.003/01 van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 24 juni 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Grenkefinance is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Grenkefinance begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
10 juli 2015.