ECLI:NL:HR:2015:1865

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juli 2015
Publicatiedatum
10 juli 2015
Zaaknummer
14/01860
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van cassatieverzoekschrift niet ondertekend door advocaat bij de Hoge Raad

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juli 2015 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieverzoekschrift dat niet was ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. De verzoekster, gevestigd te Curaçao, had beroep in cassatie ingesteld tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het cassatierekest was op 2 april 2014 ingekomen, maar voldeed niet aan de eisen van artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat het niet was ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. De Hoge Raad stelde vast dat dit verzuim hersteld kon worden door het verzoekschrift opnieuw in te dienen, ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad, binnen twee weken na binnenkomst. Echter, de brief van de advocaat waarin hij het verzoekschrift 'contrasigneert' was ingediend na het verstrijken van de termijn, waardoor het verzuim niet was hersteld. De Hoge Raad concludeerde dat de verzoekster niet-ontvankelijk diende te worden verklaard in haar beroep.

Uitspraak

10 juli 2015
Eerste Kamer
nr. 14/01860
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster],
gevestigd te Curaçao,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. A.L.C.M. Oomen,
t e g e n
HET LAND CURAÇAO,
zetelende te Curaçao,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en Het Land Curaçao.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 26710 van het gerecht in eerste aanleg van Curaçao, van 16 april 2012 en 20 augustus 2012,
b. het vonnis in de zaak AR 26710 H 57/13 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 7 januari 2014.
Het vonnis van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het vonnis van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het Land Curaçao heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Het op 2 april 2014 ingekomen verzoekschrift voldoet niet aan de eisen van art. 426a lid 1 Rv, omdat het niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Dit verzuim kan worden hersteld door hetzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad.
Bij brief van 11 juni 2014 heeft mr. A.L.C.M. Oomen, destijds advocaat bij de Hoge Raad, aan de Hoge Raad laten weten dat hij het door [verzoekster] ingediende verzoekschrift “contrasigneert”. Deze brief is ingediend na het verstrijken van de hiervoor genoemde termijn, zodat het verzuim niet is hersteld. Dit brengt mee dat [verzoekster] in haar beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
10 juli 2015.