Uitspraak
gevestigd te [vestigingsplaats],
beiden wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2 november 2010, 23 augustus 2011 en 23 oktober 2012;
2.Het geding in cassatie
4.Beslissing
6 februari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 februari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen de arresten van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van de gehuurde woonruimte en herstel in de oude toestand. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Amsterdam en het arrest van het gerechtshof, waaruit blijkt dat de verhuurder niet op de hoogte was van de feitelijke toestand van het gehuurde. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van [eiseres] niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders zijn begroot op nihil. De uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, en openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.